Selecteer een pagina

Artikel 9.70 Wijziging TNO-wet

Na artikel 35 van de TNO-wet wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36
Het door de Organisatie in opdracht van anderen dan de rijksoverheid of de lagere overheden verrichte onderzoek is vertrouwelijk, voor zover de opdrachtgever van dat onderzoek dit heeft bedongen.

Parlementaire behandeling

  • Wetsvoorstel novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 8)
  • Memorie van Toelichting novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 9)

Wetsvoorstel novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 8)

Artikel 9.70 Wijziging TNO-Wet

Na artikel 35 van de TNO-wet wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36

Het door de Organisatie in opdracht van anderen dan de rijksoverheid of de lagere overheden verrichte onderzoek is vertrouwelijk, voor zover de opdrachtgever van dat onderzoek dit heeft bedongen.

Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 8, p. 16 (VvW novelle advies n.a.v. RvS)

Memorie van Toelichting novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 9) – artikelsgewijze toelichting

Artikel 9.70 Woo

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar uitspraak van 30 augustus 201768 bepaald dat de Wob onverkort van toepassing is op onderzoeken die TNO verricht in opdracht van anderen dan de overheid. Dergelijke onderzoeken zijn immers ingevolge van artikel 5 van de TNO-wet en onderdeel van de wettelijke taak van TNO en daarmee een bestuurlijke aangelegenheid. De Afdeling gaf aan dat de uitzonderingsgronden van de Wob voldoende mogelijkheden boden om gegevens over de opdrachtgever of het onderzoek niet openbaar te maken. Dat vergt een nadere motivering per document en dat had TNO nagelaten. Deze jurisprudentie is nadelig voor TNO, omdat TNO opereert in een internationale markt van gespecialiseerde onderzoeksinstituten. Waar opdrachtgevers in die markt vertrouwelijkheid eisen, kan TNO die alleen garanderen voor zover de rechter in een Wob-verzoek niet anders beslist. Hoewel dit niet betekent dat de betreffende gegevens daarmee openbaar worden (gelet op de uitzonderingsgronden van de Wob of de Woo), kunnen opdrachtgevers door dit voorbehoud op de vertrouwelijkheid toch voor een onderzoeksinstituut kiezen dat in een ander land is gevestigd. Om dat te voorkomen wordt voorgesteld om een specifieke uitzondering in de TNO-wet op te nemen, op grond waarvan een door de opdrachtgever bedongen vertrouwelijkheid voorgaat op de openbaarheidsverplichting van de Woo.

Deze uitzondering geldt voor opdrachten van andere in artikel 5, eerste lid, van de TNO-wet genoemde opdrachtgevers dan de rijksoverheid en decentrale overheden. Op deze laatste opdrachtgevers zijn de Woo of bijzondere openbaarmakingsregels rechtstreeks van toepassing. Het gaat niet aan dat deze bij overeenkomst buiten toepassing kunnen worden verklaard. Voor de andere opdrachtgevers geldt dat zij hun eigen afweging daarin moeten kunnen maken. Een maatschappelijke organisatie kan aan een opdracht aan TNO juist bekendheid willen geven in verband met haar maatschappelijke doelstelling en zal daarom wellicht geen vertrouwelijkheid bedingen. Ook dat is met de voorgestelde bepaling mogelijk.

De in de artikelen 9.68 en 9.69 Woo opgenomen uitzonderingen voor bij de universiteiten en het NWO berustende onderzoeksgegevens is niet overgenomen in de TNO-wet. De onderzoeksgegevens waarop de Woo na de invoering van artikel 36 van de TNO-wet nog van toepassing is, betreffen gegevens in het kader van onderzoek in opdracht van de rijksoverheid of decentrale overheden. Daarmee hebben die gegevens in termen van de Wob betrekking op een bestuurlijke aangelegenheid en bestaat geen grond om die gegevens uit te zonderen zoals dat voor bij de universiteiten en het NWO berustende onderzoeksgegevens is gedaan. Uiteraard kan aan openbaarmaking van die gegevens wel een van de uitzonderingsgronden van artikel 5.1 Woo in de weg staan. Dat zal bij een eventueel verzoek moeten worden afgewogen.

Kamerstukken 2019/20, 35 112, nr. 9, p. 62-63 (MvT novelle n.a.v. advies RvS)