In artikel 20 van de Bankwet 1998 wordt «in artikel 2, eerste lid, bedoelde doelstelling» vervangen door: in de artikelen 2, eerste, tweede en derde lid, en 3, 4, eerste lid, onderdelen b en c, tweede en derde lid, en 9, onderdeel c, bedoelde doelstellingen en taken.
Parlementaire behandeling
- Wetsvoorstel Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 8)
- Memorie van toelichting Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 9)
- Wetsvoorstel novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 8)
- Memorie van Toelichting novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 9)
Wetsvoorstel Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 8)
Artikel 9.4 Wijziging Bankwet 1998
In artikel 20 van de Bankwet 1998 wordt «in artikel 2, eerste lid, bedoelde doelstelling» vervangen door: in de artikelen 2, eerste, tweede en derde lid, en 3 bedoelde doelstellingen en taken.
Kamerstukken 2013/14, 33 328, nr. 8, p. 19 (VvW n.a.v. advies RvS)
Memorie van toelichting Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 9) – artikelsgewijs commentaar
Artikel 9.4 Wijziging Bankwet 1998
Artikel 20 van de Bankwet 1998 bevat een geheimhoudingsbepaling die ziet op de doelstelling, genoemd in artikel 2 eerste lid, van de Bankwet 1998. Deze bepaling leent zich op zichzelf voor opname in de bijlage bij artikel 8.8. Maar hij strekt minder ver dan de uitzondering die is gemaakt in artikel 1 van het Besluit bestuursorganen WNO en Wob, waar ook artikel 2, tweede en derde lid, en artikel 3 van de Bankwet 1998 zijn uitgezonderd. Voorgesteld wordt artikel 20 overeenkomstig artikel 1 van het Besluit uit te breiden. In enkele Europese verordeningen, alsmede in de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank (Protocol 4 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) is een verder strekkende geheimhoudingsbepaling opgenomen. Met de voorgestelde wijziging van artikel 20 Bankwet 1998 wordt buiten twijfel gesteld dat de geheimhoudingsbepalingen in die verordeningen prevaleren boven de openbaarheidsregels in deze wet. Het betreft naast artikel 37 van genoemd Protocol, artikel 70 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 (EIOPA-verordening), artikel 70 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (EBA-verordening), artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank, artikel 27 van Verordening (EU) Nr. 1024/2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op krediet instellingen en artikel 83 van Verordening (EU) Nr. 648/2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters.
Kamerstukken 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 94-95 (MvT n.a.v. advies RvS)
Wetsvoorstel novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 8)
Artikel 9.4 komt te luiden:
Artikel 9.4 Wijziging Bankwet 1998
In artikel 20 van de Bankwet 1998 wordt «in artikel 2, eerste lid, bedoelde doelstelling» vervangen door «in de artikelen 2, eerste, tweede en derde lid, 3, 4, eerste lid, onderdelen b en c, tweede en derde lid, en 9, onderdeel c, bedoelde doelstellingen en taken».
Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 8, p. 10 (VvW novelle n.a.v. advies RvS)
Memorie van Toelichting novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 9) – artikelsgewijze toelichting
Onderdeel CC (artikel 9.4 Woo)
De gedachte achter de Woo is dat deze als algemeen openbaarmakingsregime wijkt voor bijzondere wettelijke geheimhoudingsbepalingen. Dit heeft zijn weerslag gevonden in artikel 8.8 en de bijbehorende bijlage. Daarin zijn ook de voor de Nederlandsche Bank N.V. (DNB) relevante specifieke geheimhoudingsbepalingen opgenomen die onder de Wob waren uitgezonderd op grond van het Besluit bestuursorganen WNo en Wob. Met dat doel wordt in artikel 9.4 Woo tevens artikel 20 van de Bankwet 1998 aangepast. Er is echter een lacune geconstateerd ten aanzien van een aantal taken en werkzaamheden die DNB uitoefent op basis van de artikelen 4 en 9 van de Bankwet 1998. Dit kan gerepareerd worden met een uitbreiding van de geheimhoudingsbepaling van artikel 20 van de Bankwet 1998.
Artikel 4, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede lid, Bankwet 1998
In de bijlage bij artikel 8.8 is de geheimhoudingsbepaling van artikel 20 van de Bankwet 1998 opgenomen. De Woo verduidelijkt in artikel 9.4 dat de geheimhoudingsbepaling van toepassing is op de Verdragstaken die DNB in het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken verricht, zoals genoemd in artikel 3 van Bankwet 1998 (de zogeheten stelseltaken). Naast deze stelseltaken verricht DNB ook «nationale taken» die opgesomd zijn in artikel 4, eerste en tweede lid, van de Bankwet 1998.
Naar deze taken wordt in het in artikel 9.4 Woo gewijzigde artikel 20 van de Bankwet 1998 niet verwezen, omdat ervan was uitgegaan dat de geheimhouding van de nationale taken is geregeld in bijzondere wetgeving. Dit is echter niet het geval voor de taken, genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdelen b en c, van de Bankwet 1998. Ter illustratie:
- Er ontbreekt een bijzondere geheimhoudingsregeling voor het nationaal betalingsverkeer (artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Bankwet 1998) voor zover de bevordering van de goede werking van het betalingsverkeer niet valt onder het toezicht op de instellingen genoemd onder 3:17 Wft. Op die toezichtwerkzaamheden is het bijzondere openbaarmakingsregime van afdeling 1.5.1 Wft van toepassing. Bij niet-toezichtgerelateerde zaken kan het gaan om onderwerpen als de geldsomloop voor zover die uit munten bestaat, omwisselverzoeken van munten, zaken met betrekking tot geldtransport of de ontwikkeling van de digimunt. De munttaken zijn gevoelig: bij DNB zijn de nationale analysecentra belegd met kennis van de specificaties en veiligheidskenmerken van munten; kennis over nieuwe valse munten die in omloop zijn en acties die erop gericht zijn valsmunterij te bestrijden. Ook houdt DNB zich bezig met de controles van ingeleverde munten; de wijze waarop het geldvervoer is geregeld en pinautomaten worden beveiligd. Het in omloop brengen van bankbiljetten is een taak van het Europees Stelsel van Centrale Banken. Deze taak vloeit dan ook niet voort uit artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Bankwet 1998, maar uit artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de Bankwet 1998. Voor zover DNB operationele taken verricht (onder meer het vervoer van bankbiljetten), vallen deze echter ook deels onder artikel 4 van de Bankwet 1998. De manier waarop deze taken worden uitgevoerd kan in verband met de veiligheid niet openbaar worden gemaakt.
- Taken op het gebied van de stabiliteit van het financieel stelsel zijn deels vervat in de Wft, en daarmee onderworpen aan het speciale geheimhoudingsregime van de Wft. Dat geldt voor zover deze taak wordt verricht in het kader van het prudentieel toezicht (artikel 1:24 Wft). Daarnaast zijn er echter taken in verband met de financiële stabiliteit die niet in bijzondere wetgeving vervat zijn. De belangrijkste hiervan is de ELA-verstrekking (Emergency Liquidity Assistance), oftewel de liquiditeitssteun die DNB kan geven aan instellingen in haar hoedanigheid van «lender of last resort». Dit betreft een nationale centrale banktaak die DNB uitoefent op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel c jo. artikel 8, eerste lid, Bankwet 1998. Het betreft hier naar zijn aard zeer gevoelige informatie. Het spreekt voor zich dat deze noodvoorziening aan banken met tijdelijke liquiditeitsproblemen niet openbaar mag worden (dat zou bijv. een bankrun kunnen veroorzaken). Maar ook de door DNB verrichte risicoanalyses met oog op de financiële stabiliteit dienen vertrouwelijk te blijven. Voorkomen moet worden dat analyses en gegevens opgevraagd kunnen worden die bij voortijdig bekend worden tot marktverstoring kunnen leiden. Dit zou contrair zijn aan het door de wetgever beoogde doel van stabiliteit. Voor zover zaken niet gevoelig zijn, publiceert DNB daarover (bijv. bubble in aandelenmarkt; problemen huizenmarkt).
Op de overige onderdelen van artikel 4, eerste lid, van de Bankwet 1998 zijn reeds in de bijlage bij artikel 8.8 Woo opgenomen bijzondere bepalingen van toepassing, te weten: afdeling 1.5.1. Wft (artikel 4, eerste lid, onderdelen a en e, van de Bankwet 1998) en artikel 8 van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 (artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van de Bankwet 1998).
Op grond van artikel 4, tweede lid, kan DNB de in het eerste lid genoemde taken mede uitvoeren in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, op de voet van de daarvoor geldende wettelijke regelingen. Hier is sprake van dezelfde lacune: de Wet financiële markten BES bevat geen bepaling over de geheimhouding van de taken genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdelen b en c.
Artikelen 4, derde lid, en artikel 9, onderdeel c, Bankwet 1998
Daarnaast verricht DNB werkzaamheden waarvoor DNB op grond van een koninklijk besluit ex artikel 4, derde lid, en 9, onderdeel c, van de Bankwet 1998 toestemming heeft verkregen. Het kan daarbij gaan om politiek gevoelige zaken, zoals destijds de uitvoering van het IJslandse depositogarantiestelsel. Ook deze werkzaamheden vallen niet onder een bijzondere geheimhoudingsregeling.
Om deze lacunes te dichten wordt in artikel 20 van de Bankwet 1998 de geheimhouding van die wet van toepassing verklaard op de taken, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, onderdelen b en c, tweede en derde lid, en 9, onderdeel c, van de Bankwet 1998.
Kamerstukken 2019/20, 35 112, nr. 9, p. 54-56 (MvT novelle n.a.v. advies RvS)