Selecteer een pagina

Artikel 9.3 Wijziging Algemene wet bestuursrecht

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A0
In artikel 3:7, tweede lid, wordt “Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur” vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.

A1
In artikel 3:11, tweede lid, wordt “Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur” vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.

A2
In de artikelen 7:4, zevende lid, 7:18, zevende lid, en 8:29, tweede lid, wordt “Wet openbaarheid van bestuur” telkens vervangen door: Wet open overheid.

A
Aan artikel 8:29 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Inzake een beroep tegen een besluit op grond van de Wet open overheid neemt, in zo verre in afwijking van het eerste en derde lid, uitsluitend de bestuursrechter kennis van de stukken waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De toestemming, bedoeld in het vijfde lid, is van rechtswege verleend.

B
Artikel 8:39, eerste lid, komt te luiden:

1. De griffier zendt de op de zaak betrekking hebbende stukken zo spoedig mogelijk aan partijen, voor zover de bestuursrechter niet op grond van de artikelen 8:29 of 8:32 anders heeft beslist of tenzij het de stukken betreft waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht.

F

Artikel 9:36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur” vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Bij de ombudsman berustende informatie over de klacht en het onderzoek die niet
opgenomen in het rapport, is niet openbaar.

G
Na artikel 9:36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9:36a
Voor zover een aan de ombudsman gericht verzoek op grond van de Wet open overheid betrekking heeft op door een bestuursorgaan verstrekte informatie ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in artikel 9:18, zendt de ombudsman het verzoek ter behandeling
door aan het bestuursorgaan.

H
In artikel 4 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt de zinsnede ” Wet openbaarheid van bestuur” vervangen door: Wet open overheid.

Parlementaire behandeling

  • Wetsvoorstel Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 8)
  • Memorie van toelichting Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 9)
  • Nota van wijziging Woo (33 328, nr. 13)
  • Gewijzigd amendement van de leden Veldman en Bisschop ter vervanging van nr. 26 dat regelt dat het aanstellen van een Informatiecommissaris pas geschiedt na de te houden evaluatie van de Wet open overheid en indien deze evaluatie heeft uitgewezen dat behoefte bestaat aan een dergelijke commissaris (33 328, nr. 34)
  • Wetsvoorstel novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 8)
  • Memorie van Toelichting novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 9)

Wetsvoorstel Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 8)

Artikel 9.3 Wijziging Algemene wet bestuursrecht

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 8:29 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6.Inzake een beroep tegen een besluit op grond van de Wet open overheid nemen, in zo verre in afwijking van het eerste en derde lid, uitsluitend de bestuursrechter en, bij toepassing van artikel 8:45b, de Informatiecommissaris, kennis van de stukken waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De toestemming, bedoeld in het vijfde lid, is van rechtswege verleend.

B

Artikel 8:39, eerste lid, komt te luiden:

1.De griffier zendt de op de zaak betrekking hebbende stukken zo spoedig mogelijk aan partijen, voor zover de bestuursrechter niet op grond van de artikelen 8:29 of 8:32 anders heeft beslist of tenzij het de stukken betreft waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht.

C

Na artikel 8:45a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8:45b

1.De Informatiecommissaris kan, niet optredende als partij, schriftelijke opmerkingen maken inzake een beroep tegen een besluit op grond van de Wet open overheid, indien hij de wens daartoe te kennen heeft gegeven. De bestuursrechter kan daarvoor een termijn vaststellen. De bestuursrechter kan, al dan niet op verzoek van partijen, de Informatiecommissaris uitnodiging van deze bevoegdheid gebruik te maken.

2.Met toestemming van de bestuursrechter kan de Informatiecommissaris ook mondelinge opmerkingen maken. De bestuursrechter kan de Informatiecommissaris voor het maken van mondelinge opmerkingen uitnodigen. Partijen worden in de gelegenheid gesteld daarbij aanwezig te zijn. Artikel 8:44, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3.De bestuursrechter doet partijen schriftelijk mededeling van de stukken die hij Informatiecommissaris verstrekt met het oog op de door hem te maken opmerkingen.

4.Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending aan hen van de opmerkingen dan wel van het proces-verbaal van de opmerkingen van de Informatiecommissaris schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot de opmerkingen naar voren brengen. De bestuursrechter kan deze termijn verlengen.

D

Artikel 8:60a wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het eerste lid wordt na «artikel 8:45a, eerste lid,» ingevoegd: dan wel van de Informatiecommissaris, bedoeld in artikel 8:45b, eerste lid,.
  2. In het tweede lid wordt «de Europese Commissie of de Autoriteit Consument en Markt» vervangen door: de Europese Commissie, de Autoriteit Consument en Markt of de Informatiecommissaris.

E

In artikel 8:83, eerste lid, wordt «en 8:45a» vervangen door: 8:45a en 8:45b.

F

Artikel 9:36 wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het eerste lid vervalt: «Hij neemt daarbij artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur in acht.»

 

  1. Het vijfde lid vervalt.

 

G

Na artikel 9:36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9:36a

Voor zover een aan de ombudsman gericht verzoek op grond van de Wet open overheid betrekking heeft op door een bestuursorgaan verstrekte informatie ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in artikel 9:18, zendt de ombudsman het verzoek ter behandeling door aan het bestuursorgaan.

Kamerstukken 2013/14, 33 328, nr. 8, p. 17-18 (VvW n.a.v. advies RvS)

Memorie van toelichting Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 9) – artikelsgewijze toelichting

Artikel 9.3 Wijziging Algemene wet bestuursrecht

De onderdelen A tot en met E houden verband met de aanwijzing van de Informatiecommissaris als amicus curiea bij het beroep bij de bestuursrechter tegen besluiten op grond van dit wetsvoorstel.

De kernbepaling is opgenomen in onderdeel C, dat een nieuw artikel 8:45b in de Awb introduceert. Dat artikel is gemodelleerd naar artikel 8:45a van de Awb, waarin de Europese Commissie en de Autoriteit Consument en Markt worden aangewezen als amicus curiea in mededingingszaken. Op grond van deze bepaling kan de Informatiecommissaris schriftelijke opmerkingen maken in de procedure. In afwijking van artikel 8:45a kan de bestuursrechter, eventueel op verzoek van een der partijen, de Informatiecommissaris verzoeken als amicus curiea op te treden. Op grond van het derde lid kunnen aan de Informatiecommissaris stukken worden verstrekt ten behoeve van het maken van opmerkingen. Bij de toelichting bij artikel 8:45a staat vermeld dat dergelijke stukken niet kunnen worden verstrekt als op grond van artikel 8:29 van de Awb alleen de bestuursrechter kennis van deze stukken mag nemen.

Daarmee zou het zenden van stukken aan de Informatiecommissaris niet tot de mogelijkheden behoren, omdat in een procedure waarin het openbaar maken van documenten in geschil is, deze door het bestuursorgaan aan de bestuursrechter verstrekte documenten niet aan de overige partijen kunnen worden verstrekt voordat de rechter een oordeel over de openbaarheid heeft uitgesproken.

In artikel 8:29 van de Awb wordt daarom bepaald dat in Woo-zaken, naast de bestuursrechter ook de Informatiecommissaris kennis kan nemen van stukken waarvan openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De term verstrekking ziet op geschillen over artikel 5.5 van dit wetsvoorstel.

Uit de redactie van de wijziging in artikel 8:29 (in onderdeel A) volgt tevens dat in Woo-zaken het bestuursorgaan de bestuursrechter niet meer hoeft te verzoeken om te bepalen dat alleen de bestuursrechter kennis neemt van de stukken. De andere partijen hoeven ook geen toestemming meer te geven dat de rechter uitspraak doet mede op basis van die stukken. Hiermee kan de procedure in Woo-zaken bij de bestuursrechter aanzienlijk worden verkort.

De onderdelen B, D en E bevatten technische aanpassingen.

In onderdeel F vervalt een passage in artikel 9:36 van de Awb, omdat met artikel 3.3, tweede lid, onderdeel k, van dit wetsvoorstel hetzelfde wordt geregeld.

Met onderdeel G wordt een nieuw artikel toegevoegd, op grond waarvan de Nationale ombudsman, alsmede alle andere ombudsmannen waarop op grond van artikel 2.2 dit wetsvoorstel van toepassing wordt, een verzoek om openbaarmaking van stukken die zij ten behoeve van een onderzoek hebben ontvangen van een bestuursorgaan ter behandeling kunnen doorzenden aan dat bestuursorgaan. Daarmee wordt voorkomen dat een ombudsman zich moet uitspreken over de openbaarheid van informatie die aan de ombudsman wordt verstrekt door een bestuursorgaan dat zelf op grond van deze wet daarover beslist. In plaats van dit bestuursorgaan te horen op grond van artikel 4:8 van de Awb, wordt het verzoek doorgezonden aan dat orgaan, dat dan zelf op het verzoek moet besluiten. Als de verzoeker een dergelijk verzoek al aan dat bestuursorgaan had gedaan, en op dat verzoek is reeds beslist, kan het bestuursorgaan het nieuwe verzoek eenvoudig afdoen op grond van artikel 4:6 van de Awb.

Kamerstukken 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 93-94 (MvT n.a.v. advies)

Nota van wijziging Woo (33 328, nr. 13)

Artikel 9.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor onderdeel A worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

A0

In artikel 3:7, tweede lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.

A1

In artikel 3:11, tweede lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet open overheid.

A2

In de artikelen 7:4, zevende lid, 7:18, zevende lid, en 8:29, tweede lid, wordt «Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: Wet open overheid.

2. Onderdeel F komt te luiden:

Artikel 9:36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Bij de ombudsman berustende informatie over de klacht en het onderzoek die niet opgenomen in het rapport, is niet openbaar.

3. Na onderdeel G wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

H

In artikel 4 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt de zinsnede « Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 13, p. 4 (NvW)

Nota van wijziging Woo (33 328, nr. 13) – artikelsgewijze toelichting

Artikel 9.3, onderdeel F

De waarnemend Nationale ombudsman heeft zich, mede namens enkele gemeentelijke ombudsmannen tot de indieners gewend met het verzoek de toepasselijkheid van het wetsvoorstel op klachten bij de nationale ombudsman of een andere ombudsman te heroverwegen, omdat de mogelijke openbaarheid van een klacht een drempel zou kunnen zijn bij het indienen van een klacht. In de gelijktijdig met deze nota uitgebrachte nota naar aanleiding van het verslag hebben de indieners naar aanleiding van vragen van de fracties van de SP overwogen dat de uitzonderingsgronden weliswaar toereikend zijn om informatie over klagers niet openbaar te maken, maar dat met een aparte bepaling hierover iedere onzekerheid kan worden weggenomen. Hetzelfde geldt voor het verzoek van de waarnemend Nationale ombudsman. Daartoe wordt voorgesteld om in artikel , vijfde lid, van de Awb te bepalen dat informatie betreffende een klacht die niet in het over de behandeling van die klacht uit te brengen openbare rapport wordt opgenomen, niet openbaar is. In het openbare rapport kunnen op grond van artikel 9:36 eerste lid, Awb geen gegevens worden opgenomen die op grond van artikel 5.1 van onderhavig wetsvoorstel niet openbaar gemaakt kunnen worden.

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 13, p. 22-23 (NvW)

Nota van wijziging Woo (33 328, nr. 13) – artikelsgewijze toelichting

In de aan hoofdstuk 9 toegevoegde wijzigingen zijn in andere wetten de verwijzingen naar de Wet openbaarheid van bestuur vervangen door verwijzingen naar de Wet open overheid. Bij deze wijzigingen zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 13, p. 23 (NvW)

Gewijzigd amendement van de leden Veldman en Bisschop ter vervanging van nr. 26 dat regelt dat het aanstellen van een Informatiecommissaris pas geschiedt na de te houden evaluatie van de Wet open overheid en indien deze evaluatie heeft uitgewezen dat behoefte bestaat aan een dergelijke commissaris (33 328, nr. 34)

V

Artikel 9.3 wordt als volgt gewijzigd:

  1. In onderdeel A wordt «nemen» vervangen door «neemt» en vervalt: en, bij toepassing van artikel 8.45b, de Informatiecommissaris,.

 

  1. Onderdeel C vervalt.

 

  1. In onderdeel D vervalt het eerste onderdeel alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede onderdeel.

 

  1. Onderdeel E vervalt.

Kamerstukken II 2015/16, 33 328, nr. 34, p. 1-2 (amendement)

Gewijzigd amendement van de leden Veldman en Bisschop ter vervanging van nr. 26 dat regelt dat het aanstellen van een Informatiecommissaris pas geschiedt na de te houden evaluatie van de Wet open overheid en indien deze evaluatie heeft uitgewezen dat behoefte bestaat aan een dergelijke commissaris (33 328, nr. 34) – artikelsgewijze toelichting

Toelichting

Dit amendement regelt dat het aanstellen van een Informatiecommissaris pas geschiedt na de te houden evaluatie van de Wet open overheid en deze evaluatie heeft uitgewezen dat er behoefte aan zo’n commissaris bestaat. Er wordt dus niet automatisch vier jaar na inwerkingtreding van deze wet een Informatiecommissaris aangesteld. Mocht de evaluatie uitwijzen dat er een Informatiecommissaris moet komen, dan wordt deze bij wet ingesteld. Dan wordt ook bepaald wat de taken en bevoegdheden van de Informatiecommissaris zijn en waar deze functionaris wordt ondergebracht.

Wetstechnisch is dit amendement vormgegeven door het laten vervallen van hoofdstuk 7 van de WOO. Voorts is de evaluatiebepaling in artikel 8.9 aangepast. Bij de evaluatie wordt in ieder geval aandacht besteed aan de noodzaak tot het invoeren van een Informatiecommissaris.

Naar aanleiding van die evaluatie kan worden bezien of de Informatiecommissaris al dan niet bij wet moet worden ingesteld, of dat hiervoor geen wet nodig is, zoals bij de Digicomissaris.

Kamerstukken II 2015/16, 33 328, nr. 34, p. 2 (amendement)

Wetsvoorstel novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 8)

Artikel 9.3 wordt als volgt gewijzigd:

  1. In onderdeel A0 wordt «Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid» vervangen door «Artikel 5.1 van de Wet open overheid».

 

  1. In onderdeel A1 wordt «Artikel 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, van de Wet open overheid» vervangen door «Artikel 5.1 van de Wet open overheid».

 

  1. Onderdeel D vervalt.

 

Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 8, p. 10 (VvW novelle n.a.v. advies RvS)

Memorie van Toelichting novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 9) – artikelsgewijze toelichting

Onderdeel BB (artikel 9.3 Woo)

In artikel 9.3 Woo, betreffende de aanpassing van de Awb, worden drie wijzigingen aangebracht. In de artikelen 3:7 en 3:11 Awb wordt een verwijzing naar artikel 10 Wob vervangen door een verwijzing naar artikel 5.1 Woo. Het gaat hier om de terinzagelegging van stukken ten behoeve van inspraak. Deze terinzagelegging blijft achterwege als een van de gronden om niet openbaar te maken aan de orde is. De verwijzing in deze artikelen dient gelijkluidend te zijn en is met de toevoeging in deze wijzigingswet van artikel 5.1, zesde lid, niet meer volledig. Daarom wordt voorgesteld in de artikelen 3:7 en 3:11 Awb naar het gehele artikel 5.1 te verwijzen. Voorts is met onderdeel D abusievelijk een wijziging blijven staan die met het aannemen van het amendement van de leden Veldman en Bisschop over het niet opnemen in de Woo van de bepalingen over de Informatiecommissaris, eveneens had moeten worden geschrapt. Deze omissie wordt thans hersteld.

Kamerstukken 2019/20, 35 112, nr. 9, p. 54 (MvT novelle n.a.v. advies RvS)