Selecteer een pagina

Artikel 8.4 Beroep bij niet tijdig beslissen

1. In geval van een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit, waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.

2. Indien de bestuursrechter oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een langere termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.

3. De bestuursrechter kan artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien de indiener van het beroepschrift, gelet op de omvang van het verzoek, onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over:

a. een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht; of

b. verder uitstel van de beslistermijn, bedoeld in artikel 7:10, vierde lid, onderdeel a of b, van de Algemene wet bestuursrecht.

4. De bestuursrechter kan eveneens artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien hij oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek.

Parlementaire behandeling

  • Wetsvoorstel Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 8)
  • Memorie van toelichting Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 9)
  • Tweede Nota van Wijziging Wet open overheid ( 33 328, nr. 14)
  • Derde Nota van Wijziging Wet open overheid ( 33 328, nr. 20)
  • Wetsvoorstel novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 8)
  • Memorie van Toelichting novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 9)

Wetsvoorstel Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 8)

Artikel 8.3 Beroep tegen niet tijdig beslissen

1.Indien een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.

2.Indien de bestuursrechter een langere termijn vaststelt dan twee weken en de indiener van het beroepschrift, gelet op de omvang van het verzoek en de door de bestuursrechter vastgestelde langere termijn, onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, kan de bestuursrechter de artikelen 8:74, eerste lid, en 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten.

Memorie van toelichting Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 9) – algemene toelichting

De verlenging van de termijnen in 2009 was onderdeel van de invoering van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, waardoor aan de verzoeker een dwangsom wordt verbeurd door het bestuursorgaan na het verstrijken van de beslistermijn en het sturen van een ingebrekestelling. Voor verzoekers kan het echter veel wantrouwen opleveren als bestuursorganen alleen onder financiële druk hun wettelijke verplichting nakomen. Aan de andere kant zijn gevallen bekend van verzoekers die veel verzoeken indienen met het enkele doel het mogelijke opstrijken van de dwangsom.

Om dergelijke problemen te voorkomen wordt voorgesteld om deze wet uit te zonderen van de dwangsomregeling uit de Algemene wet bestuursrecht (artikel 8.3). De verlenging van die termijn kan dan weer ongedaan gemaakt worden. Als een bestuursorgaan voor de behandeling van een verzoek meer tijd nodig heeft, kan hij daarvoor afspraken maken met de verzoeker. In de praktijk vinden verzoekers en bestuursorganen bij een omvangrijk verzoek op die manier al een oplossing voor de relatief korte beslistermijn. Als verzoeker en bestuursorgaan het niet eens worden over de verlenging van de beslistermijn, en de verzoeker bij de bestuursrechter beroep wegens niet tijdig beslissen instelt, geeft de bestuursrechter, in afwijking van de hoofdregel, het bestuursorgaan een beslistermijn die is afgestemd op de omvang van het verzoek (artikel 8.2).

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 36 (MvT n.a.v. advies RvS)

Memorie van toelichting Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 9) – artikelsgewijze toelichting

Artikel 8.3 Beroep tegen niet tijdig beslissen

Bij omvangrijke verzoeken is het denkbaar dat een orgaan niet in staat is binnen de termijn van artikel 4.4, twee weken, eenmaal te verdagen met twee weken, te beslissen. In dat geval kan het bestuursorgaan met de verzoeker in overleg treden en een andere beslistermijn afspreken. De praktijk leert dat bijvoorbeeld journalisten in de meeste gevallen bereid zijn dergelijke afspraken met een orgaan te maken. Komen het orgaan en de verzoeker op dit punt niet tot overeenstemming, dan zal sprake zijn van een formele termijnoverschrijding. Hoewel in artikel 8.4 is bepaald dat het orgaan geen dwangsom verbeurt, kan de verzoeker wel beroep instellen wegens niet tijdig beslissen. Als een dergelijk beroep gegrond is, dient de bestuursrechter op grond van artikel 8:55d van de Awb te bepalen dat het orgaan binnen twee weken alsnog beslist. Dat kan bij verzoeken op grond van deze wet leiden tot onbillijkheden, als het orgaan wegens de omvang van het verzoek echt niet in staat is binnen die termijn te beslissen. Daarom wordt in artikel 8.3 bepaald dat de bestuursrechter in afwijking van artikel 8:55d van de Awb een termijn stelt waarbinnen het orgaan moet beslissen, indien de omvang van het verzoek daartoe aanleiding geeft. Het ligt dan op de weg van het bestuursorgaan om te verzoeken om een langere termijn en om dit verzoek te onderbouwen met gegevens over de hoeveelheid informatie die moet worden beoordeeld en over het met de verzoeker gevoerde overleg over een ruimere beslistermijn. Mocht de bestuursrechter de beslistermijn verlengen, dan volgt hieruit dat de verzoeker eigenlijk ten onrechte niet heeft meegewerkt aan de opschorting van de beslistermijn en zijn beroep tegen niet tijdig beslissen te vroeg heeft ingediend. Dan zou het onbillijk zijn als de verzoeker toch in aanmerking zou komen voor vergoeding van zijn griffiegeld of de kosten voor het instellen van het beroep. Om deze reden is in het tweede lid bepaald dat de bestuursrechter deze vergoedingen achterwege kan laten. Hiermee wordt artikel 8:74, eerste lid, van de Awb, waarin is bepaald dat bij een gegrond beroep het griffiegeld door het bestuursorgaan moet worden vergoed, terzijde gesteld. Het tweede lid is een kan-bepaling, zodat de bestuursrechter de ruimte heeft om alle omstandigheden van het geval mee te wegen.

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 88-89 (MvT n.a.v. advies RvS)

Tweede Nota van Wijziging Wet open overheid ( 33 328, nr. 14)

Artikel 8.4

  1. In geval van een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit, waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
  2. Indien de bestuursrechter oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een langere termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
  3. De bestuursrechter kan artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien de indiener van het beroepschrift, gelet op de omvang van het verzoek, onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over:

1°. een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, of

2°. verder uitstel van de beslistermijn als bedoeld in artikel 7:10, vierde lid, onderdeel a of b, van de Algemene wet bestuursrecht.

  1. De bestuursrechter kan eveneens artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien hij de bestuursrechter oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek.

Kamerstukken II 2014/15, 33 328, nr. 14, p. 5-6 (2eNvT)

Artikelen 8.3 en 8.4

Artikel 8.3 regelt dat bij een beroep tegen niet tijdig beslissen de bestuursrechter kan besluiten een langere beslistermijn dan twee weken toe te kennen als de omvang van het verzoek daartoe aanleiding geeft en geen proceskostenvergoeding toe te kennen en het griffiegeld niet te vergoeden, als de indiener, gelet op de omvang van het verzoek, te weinig heeft meegewerkt aan overeenstemming over de verlenging van de beslistermijn. Voorgesteld wordt een vergelijkbare regeling te treffen voor het geval de termijnoverschrijding het gevolg is van de wijze waarop het verzoek is ingediend en waarbij in redelijkheid niet van het bestuursorgaan kan worden verwacht dat een verzoek om informatie als een zelfstandig Wob-verzoek wordt herkend. Het gaat dan bijvoorbeeld om verzoeken om informatie die zijn opgenomen in een ander bericht aan de overheid, zoals een sollicitatie of een offerte, of om verzoeken die sterk op elkaar lijken, waarbij de verschillen door het bestuursorgaan gemakkelijk over het hoofd worden gezien, zoals een verzoek dat in de ene versie betrekking heeft op gegevens uit 2010 en in de andere versie op gegevens uit 2011. Nu de dwangsom vervalt bij verzoeken op grond van deze wet, blijft de mogelijkheid bestaan dat, zoals dat ook gebeurde voorafgaand aan de invoering van de dwangsomregeling, gepoogd wordt een proceskostenvergoeding over te houden aan een gegrond beroep wegens niet tijdig beslissen. Het bestuursorgaan kan niet zelf beoordelen dat sprake is van een verstopt verzoek, maar kan wel de bestuursrechter vragen om een langere beslistermijn of om het oordeel dat de termijnoverschrijding is te wijten aan het verstoppen van het verzoek. In deze nota van wijziging is deze regeling opgenomen in artikel 8.4, tweede en vierde lid.

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om in de artikelen 8.3 en 8.4 enige verbeteringen aan te brengen. De redactie van artikel 8.3, eerste lid, komt niet geheel overeen met die van artikel 8.4. In artikel 8.3 wordt de term «besluit» gebruikt en in artikel 8.4 de term «beschikking». In artikel 8.4 wordt expliciet vermeld dat de bepaling van toepassing is op beslissingen op bezwaar, in artikel 8.3 niet. Ter voorkoming van misverstanden wordt de redactie van artikel 8.3, eerste lid, afgestemd met die van artikel 8.4 en wordt de leesbaarheid vergroot. De artikelen 8.3 en 8.4 worden omgedraaid om zo beter aan te sluiten bij de volgorde van de artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht die in die artikelen worden behandeld. Aan het tweede derde lid van 8.4 (nieuw) wordt een verwijzing naar artikel 7:10, vierde lid, onderdelen a en b, van de Awb toegevoegd, omdat artikel 4:15 van de Awb in bezwaar niet van toepassing is. In die bepaling vervalt de voorwaarde dat de bestuursrechter een nieuwe termijn moet hebben gesteld, wil hij bevoegd zijn geen vergoeding vast te stellen voor de proceskosten en de griffiegelden. Ook in geval het bestuursorgaan na het instellen van het beroep inmiddels heeft besloten, kan aan de orde zijn dat de termijnoverschrijding te wijten is aan de omvang van het verzoek en het gebrek aan bereidheid van de verzoeker om een nadere beslistermijn af te spreken. Bovendien zou het opnemen van deze voorwaarde voor het bestuursorgaan een prikkel kunnen zijn om hangende een beroep wegens niet tijdig beslissen geen verzoeken meer af te doen.

Kamerstukken II 2014/15, 33 328, nr. 14, p. 17-18 (2eNvT)

Derde Nota van Wijziging Wet open overheid ( 33 328, nr. 20)

Artikel 8.4 wordt als volgt gewijzigd:

  1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 8.4 Beroep bij niet tijdig beslissen
  2. In het vierde lid wordt «hijde bestuursrechter» vervangen door: hij.

Kamerstukken II 2015/16, 33 328, nr. 20, p. 3 (3eNvT)

Derde Nota van Wijziging Wet open overheid ( 33 328, nr. 20) – artikelsgewijze toelichting

Kleine correcties (6)

De wijziging in artikel 3.3 betreft een correctie van een omissie waarop het lid Sjoerdsma (D66) heeft gewezen in de eerste termijn van de Kamer en herstelt een onjuiste verwijzing. Ook in artikel 8.4 en in de bijlage bij artikel 8.8 worden typefouten hersteld. De artikelen 8.3 en 8.4 worden van kopjes voorzien.

Kamerstukken II 2015/16, 33 328, nr. 20, p. 9 (3eNvT)

Wetsvoorstel novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 8)

Artikel 8.4, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. De onderdelen 1 en 2 worden geletterd a en b en in onderdeel a (nieuw) wordt «, of» vervangen door «; of».
  2. In onderdeel b (nieuw) wordt «de beslistermijn als bedoeld in artikel 7:10, vierde lid, onderdeel a of b, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door «de beslistermijn, bedoeld in artikel 7:10, vierde lid, onderdeel a of b, van de Algemene wet bestuursrecht».

Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 8, p. 10 (VvW novelle n.a.v.advies RvS)

Memorie van Toelichting novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 9) – artikelsgewijze toelichting

Onderdelen X, Y en Z (artikelen 8.1, 8.3 en 8.4)

Deze wijzigingen zijn van redactionele aard.

Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 9, p. 53 (MvT novelle n.a.v. advies RvS)