Selecteer een pagina

Artikel 7.5 Geheimhouding

1. De leden van het college alsmede de ambtenaren van zijn bureau zijn tot geheimhouding verplicht voor zover zij krachtens deze wet beschikken over documenten die door het bestuursorgaan waarvan zij afkomstig zijn niet openbaar zijn gemaakt.

2. Voor zover een aan het college gericht verzoek op grond van deze wet betrekking heeft op door een bestuursorgaan aan het college verstrekte informatie, zendt het college het verzoek ter behandeling door aan het bestuursorgaan.

Parlementaire behandeling

  • Tweede Nota van wijziging novelle Woo (35 112, nr. 16)

Tweede Nota van wijziging novelle Woo (35 112, nr. 16)

Artikel 7.5 Geheimhouding

  1. De leden van het college alsmede de ambtenaren van zijn bureau zijn tot geheimhouding verplicht voor zover zij krachtens deze wet beschikken over documenten die door het bestuursorgaan waarvan zij afkomstig zijn niet openbaar zijn gemaakt.
  2. Voor zover een aan het college gericht verzoek op grond van deze wet betrekking heeft op door een bestuursorgaan aan het college verstrekte informatie, zendt het college het verzoek ter behandeling door aan het bestuursorgaan.

Voor de initiatiefnemers is dat de reden geweest om met deze nota van wijziging op twee cruciale onderdelen van de wet aanscherpingen uit te werken. Ten eerste is het duidelijk dat de overheid veel te terughoudend is in het openbaar maken van informatie wanneer journalisten daarom vragen. Daarom heeft de Nederlandse Vereniging van Journalisten de herintroductie van een informatiecommissaris bepleit, zoals die in een eerdere versie van het wetsvoorstel was opgenomen, maar in 2016 door de Tweede Kamer uit het wetsvoorstel Woo is geamendeerd. De initiatiefnemers zien in de wijze waarop soms met verzoeken om informatie wordt omgegaan aanleiding om taken die oorspronkelijk aan de Informatiecommissaris waren toebedeeld op een andere manier opnieuw te introduceren. Zij stellen daarom met deze nota van wijziging voor om journalisten, wetenschappers en andere groepen belanghebbenden die een beroepsmatig belang hebben bij het gebruik van publieke informatie de mogelijkheid te geven om bij openbaarmakingskwesties een klacht te kunnen indienen bij het in deze Wijzigingswet, geregelde adviescollege. Hiermee wordt de positie van deze groepen tegenover een te terughoudende overheid verstevigd. Voor burgers staat bij klachten, zoals nu al het geval is, de weg naar de Nationale ombudsman open.

Kamerstukken II 2020/21, 35 112, nr. 16, p. 3 (2eNvW novelle)

Tweede Nota van wijziging novelle Woo (35 112, nr. 16) – artikelsgewijze toelichting

Het college gaat vertrouwelijk om met de van bestuursorganen verkregen informatie. Het kan immers gaan om informatie waarvan het bestuursorgaan aanvankelijk van oordeel is dat deze niet openbaar moet zijn. Daartoe bevat artikel 7.5, eerste lid, een geheimhoudingsbepaling. In artikel 7.5, tweede lid is bepaald dat bij een verzoek om informatie bij het college door het college geen informatie openbaar wordt gemaakt die afkomstig is van een bestuursorgaan. Dat betreft alle op grond van artikel 7.3 verkregen informatie. In dat geval zendt het college het verzoek door aan het betreffende bestuursorgaan. Het voorgestelde artikel 7.5, tweede lid, Woo komt overeen met het in artikel 9.3 Woo voorgestelde artikel 9.36a Awb, dat eenzelfde bepaling voor ombudsmannen bevat. Evenals artikel 9:36a Awb wordt artikel 7.4 Woo als bijzondere openbaarheidsregeling geplaatst op de bijlage bij artikel 8.8 Woo.

Kamerstukken II 2020/21, 35 112, nr. 16, p. 7-8 (2eNvW novelle

Door de voornoemde wijzigingen betekenen extra taken voor het in de Wijzigingswet voorgestelde Adviescollege. Daarom wordt dit Adviescollege permanent gemaakt. Daarnaast wordt de naam veranderd, omdat het Adviescollege ook een rol krijgt bij vraagstukken rondom openbaarheid. De naam wordt Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding.

Kamerstukken II 2020/21, 35 112, nr. 16, p. 5 (2eNvW novelle)

Onderdelen 3, onder b, 4, 6 en 7 (Hoofdstuk 7, de artikelen 6.3 en 10.2f en de bijlage bij artikel 8.8 Woo)

Het aanvankelijk in artikel 6.3 Woo opgenomen adviescollege wordt verplaatst naar een nieuw hoofdstuk 7. De naam wordt met deze nota van wijziging in verband met de toegevoegde taken gewijzigd in Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding. Het college is dus niet langer tijdelijk.

Naast de al in artikel 6.3 opgenomen adviestaak over de informatiehuishouding (die wordt verplaatst naar artikel 7.2, tweede lid) worden andere taken toegevoegd. Ten eerste wordt de adviestaak uitgebreid naar het domein van de openbaarheid; het college kan de regering en de Staten-Generaal gevraagd en ongevraagd adviseren over openbaarmakingskwesties. Daarnaast moet het college verplicht geraadpleegd worden bij voorstellen van wet of algemene maatregelen van bestuur die de openbaarheid raken, bijvoorbeeld als wordt overwogen een ander openbaarheidsregime dan de Woo toe te passen en de bijlage bij artikel 8.8 van de Woo aan te vullen. Daarnaast heeft het college een voorlichtende taak en kan het onderzoeken doen ter onderbouwing van de adviezen.

De in het oorspronkelijke wetsvoorstel opgenomen Informatiecommissaris zou onder meer worden belast met het naar aanleiding van klachten of uit eigen beweging onderzoek doen naar de wijze waarop een bestuursorgaan de Woo uitvoert. Met deze nota van wijziging wordt voor wetenschappers, journalisten of anderen die een beroepsmatig belang hebben bij het gebruik van publiek informatie de mogelijkheid opengesteld om een klacht over de afhandeling van een verzoek om informatie aan het college voor te leggen. Deze categorieën hebben een bijzonder belang bij versnelde afdoening van geschillen. Daarom is de regeling, anders dan een klacht bij de ombudsman, vormgegeven als een voorziening tijdens de bezwaarfase. Een ombudsman is pas bevoegd een klacht te behandelen als bezwaar en beroep is afgerond (artikel 9:22 Awb). Een ombudsman kan daarmee niet zorgen voor versnelling van beslechting van geschillen.

Een klacht leidt dus tot bemiddeling. Het bestuursorgaan werk daaraan mee. Als een klager geen bemiddeling wil, dient hij geen klacht in, maar beperkt zicht tot de route van bezwaar en beroep. Het college bemiddelt dan tussen de klager en het bestuursorgaan. Leidt de bemiddeling tot een resultaat, dan is het geschil opgelost. In andere gevallen brengt het college een advies aan het bestuursorgaan uit, dat bij de beslissing op bezwaar verder kan worden betrokken. Als de klacht gaat over een afwijzing van een verzoek om informatie waartegen nog bezwaar kan worden gemaakt, schort de klacht de termijn van artikel 6:7 Awb op waarbinnen bezwaar moet worden gemaakt. Mocht het bezwaar al zijn ingediend, dan schort de klacht de termijn van artikel 7:10 Awb op waarbinnen op het bezwaar moet zijn beslist. Hiermee wordt voorkomen dat een klacht ertoe zou leiden dat de klager de mogelijkheid van een gang naar de rechter verliest, zonder dat de klager voor allerlei procedurekeuzes komt te staan. De opschorting eindigt als het college het advies uitbrengt of meedeelt dat geen advies wordt uitgebracht. Aanleiding voor een dergelijke mededeling kan zijn dat de klacht worden ingetrokken wegens een geslaagde bemiddelingspoging, maar ook dat het college oordeelt dat de klacht onduidelijk is of dat de klager niet voldoet aan de categorie voor wie de mogelijkheid tot klagen is opengesteld. Als de bemiddeling niet slaagt, brengt het college advies uit, dat het bestuursorgaan zal betrekken bij de beslissing op bezwaar. Deze adviezen zijn op grond van artikel 3.3, tweede lid, onderdeel e, Woo openbaar. De initiatiefnemers gaan ervan uit dat het college de adviezen via PLOOI zal ontsluiten, ook als artikel 3.3, tweede lid, onderdeel e, nog niet in werking is getreden. Omdat de klachtenprocedure is afgerond voordat op een bezwaar is beslist, is het niet nodig om een regeling te treffen voor opschorting van de termijn waarbinnen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingediend.

In artikel 7.4 wordt bepaald dat bestuursorganen op verzoek van het college alle benodigde informatie verstrekken. Deze bepaling is van toepassing op de hierboven beschreven klachtenprocedure, maar ook op de andere in artikel 7.2 genoemde onderzoeks- en adviestaken.

Het college gaat vertrouwelijk om met de van bestuursorganen verkregen informatie. Het kan immers gaan om informatie waarvan het bestuursorgaan aanvankelijk van oordeel is dat deze niet openbaar moet zijn. Daartoe bevat artikel 7.5, eerste lid, een geheimhoudingsbepaling. In artikel 7.5, tweede lid is bepaald dat bij een verzoek om informatie bij het college door het college geen informatie openbaar wordt gemaakt die afkomstig is van een bestuursorgaan. Dat betreft alle op grond van artikel 7.3 verkregen informatie. In dat geval zendt het college het verzoek door aan het betreffende bestuursorgaan. Het voorgestelde artikel 7.5, tweede lid, Woo komt overeen met het in artikel 9.3 Woo voorgestelde artikel 9.36a Awb, dat eenzelfde bepaling voor ombudsmannen bevat. Evenals artikel 9:36a Awb wordt artikel 7.4 Woo als bijzondere openbaarheidsregeling geplaatst op de bijlage bij artikel 8.8 Woo.

Artikel 10.2f Woo wordt aangevuld met een voorziening waarmee de adviestaak van het college met betrekking tot het meerjarenplan vervalt als met toepassing van artikel 10.2f Woo hoofdstuk 6 Woo komt te vervallen.

Kamerstukken II 2020/21, 35 112, nr. 16, p. 6-8 (2eNvW novelle)

Memorie van Antwoord

  1. Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding

De leden van de Fractie-Nanninga vragen waarom er door de initiatiefnemers voor gekozen is om geen informatiecommissaris in de wet op te nemen, die berispend wettelijk kan optreden tegen treuzelende bestuursorganen.

Het zijn niet de initiatiefnemers die hiervoor hebben gekozen maar een meerderheid van de Tweede Kamer, die de informatiecommissaris uit het wetsvoorstel heeft geamendeerd. Een handreiking van de initiatiefnemers om de inwerkingtreding van de bepalingen over de informatiecommissaris uit te stellen, werd onvoldoende bevonden.

In Nederland is het voorts zo – in tegenstelling tot in veel andere Europese landen – dat de archiefinspectie geen handhavingsbevoegdheden heeft. Ook in de initiatiefwetsvoorstellen Woo is hierover niets opgenomen. Deze leden horen graag waarom hier niet voor gekozen is en hoe de initiatiefnemers hier tegenaan kijken. Zou een archiefinspectie met handhavingsbevoegdheden niet een duidelijke verbetering opleveren qua informatiebeheer ten opzichte van de huidige situatie?

De archiefinspectie, die tegenwoordig Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (IOE) heet, is een onderdeel van het Ministerie van OCW. De IOE houdt toezicht op de naleving van de Archiefwet door overheidsorganen van de centrale overheid. De initiatiefnemers kunnen zich voorstellen dat rapporten van de IOE een van de bronnen vormen voor het beoordelen van de effecten van de meerjarenplannen voor verbetering van de digitale informatiehuishouding op grond van de Woo, onder meer voor het Adviescollege. De IOE is niet toegerust om te beoordelen of bestuursorganen op een juiste wijze informatie openbaar maken. Een dergelijk oordeel is een vorm van interbestuurlijk toezicht dat naar zijn aard beter zou passen bij een ander orgaan dat meer op afstand staat van de ministeries en overige bestuursorganen. Een informatiecommissaris zou aan dat criterium hebben voldaan. Ook het thans in het wetsvoorstel opgenomen Adviescollege voldoet aan dat criterium. Het Adviescollege zal gevraagd en ongevraagd adviseren over het verbeteren van de openbaarheid en de informatiehuishouding.

Kamerstukken I 2020/21, 33 328, Q, p. 21-22.