Selecteer een pagina

Artikel 7.2 Taken

1. Het college adviseert de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal gevraagd en ongevraagd over de uitvoering van de regels over openbaarmaking van publieke informatie.

2. Het college adviseert Onze Minister periodiek over aanpassing van het meerjarenplan. Het college rapporteert in zijn advies in elk geval over de stand van de informatiehuishouding in het bestuur, de voortgang van de uitvoering van het meerjarenplan en de toegang tot de publieke informatie.

3. Het college wordt om advies gevraagd over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur die geheel of voor een belangrijk deel betrekking hebben op de openbaarmaking en de ontsluiting van publieke informatie.

4. Het college adviseert het betrokken bestuursorgaan naar aanleiding van bij het college ingediende klachten van journalisten, wetenschappers of andere naar het oordeel van het college in aanmerking komende groepen met een beroepsmatig belang bij het gebruik van publiek informatie over de wijze waarop dat bestuursorgaan publieke informatie openbaar maakt.

5. Het college bevordert de toepassing van deze wet, onder meer door:

a. het geven van voorlichting aan bestuursorganen en anderen;

b. het opleiden van personen werkzaam bij organen belast met de uitvoering van openbaarmaking van publieke informatie;

c. het monitoren en onderzoeken van en rapporteren over de openbaarmaking van publieke informatie in algemene zin of door specifieke organen in het bijzonder;

d. het publiceren van richtsnoeren ter bevordering van de openbaarmaking uit eigen beweging en de ontsluiting van informatie.

Parlementaire behandeling

  • Tweede Nota van wijziging novelle Woo (35 112, nr. 16)
  • Amendement Sneller houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (35 112, nr. 21)
  • Handelingen Initiatiefwetsvoorstellen – Snels/Sneller Wet open overheid (nr. 1, item 11)

Tweede Nota van wijziging novelle Woo (35 112, nr. 16)

Artikel 7.2 Taken

1. Het college adviseert de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal gevraagd en ongevraagd over de uitvoering van de regels over openbaarmaking van publieke informatie.

2. Het college adviseert Onze Minister periodiek over aanpassing van het meerjarenplan. Het college rapporteert in zijn advies in elk geval over de stand van de informatiehuishouding in het bestuur, de voortgang van de uitvoering van het meerjarenplan en de toegang tot de publieke informatie.

3. Het college wordt om advies gevraagd over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur die geheel of voor een belangrijk deel betrekking hebben op de openbaarmaking en de ontsluiting van publieke informatie.

4. Het college adviseert het betrokken bestuursorgaan naar aanleiding van klachten van journalisten, wetenschappers of andere naar het oordeel van het college in aanmerking komende groepen met een beroepsmatig belang bij het gebruik van publiek informatie over de wijze waarop dat bestuursorgaan publieke informatie openbaar maakt.

5. Het college bevordert de toepassing van deze wet, onder meer door:

a. het geven van voorlichting aan bestuursorganen en anderen;

b. het opleiden van personen werkzaam bij organen belast met de uitvoering van openbaarmaking van publieke informatie;

c. het monitoren en onderzoeken van en rapporteren over de openbaarmaking van publieke informatie in algemene zin of door specifieke organen in het bijzonder;

d. het publiceren van richtsnoeren ter bevordering van de openbaarmaking uit eigen beweging en de ontsluiting van informatie.

Kamerstukken II 2020/21, 35 112, nr. 16, p. 2-3 (2eNvW novelle)

Tweede Nota van wijziging novelle Woo (35 112, nr. 16) – algemene toelichting

Met name het eindrapport van de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag heeft het grote belang benadrukt van een goede informatiehuishouding bij en een adequate informatievoorziening door de overheid. Daar zijn forse verbeteringen noodzakelijk. De initiatiefnemers ervaren dit rapport als een extra oproep en steun om het urgente probleem van de informatiehuishouding bij de overheid en het gebrek aan openheid nu echt aan te gaan pakken. Waar het volgens de initiatiefnemers de afgelopen jaren wel eens leek of het belang van het investeren in de informatievoorziening van een transparante overheid wat gebagatelliseerd werd, is er nu een brede consensus dat de overheid hier forse stappen vooruit moet zetten.

Voor de initiatiefnemers is dat de reden geweest om met deze nota van wijziging op twee cruciale onderdelen van de wet aanscherpingen uit te werken. Ten eerste is het duidelijk dat de overheid veel te terughoudend is in het openbaar maken van informatie wanneer journalisten daarom vragen. Daarom heeft de Nederlandse Vereniging van Journalisten de herintroductie van een informatiecommissaris bepleit, zoals die in een eerdere versie van het wetsvoorstel was opgenomen, maar in 2016 door de Tweede Kamer uit het wetsvoorstel Woo is geamendeerd. De initiatiefnemers zien in de wijze waarop soms met verzoeken om informatie wordt omgegaan aanleiding om taken die oorspronkelijk aan de Informatiecommissaris waren toebedeeld op een andere manier opnieuw te introduceren. Zij stellen daarom met deze nota van wijziging voor om journalisten, wetenschappers en andere groepen belanghebbenden die een beroepsmatig belang hebben bij het gebruik van publieke informatie de mogelijkheid te geven om bij openbaarmakingskwesties een klacht te kunnen indienen bij het in deze Wijzigingswet, geregelde adviescollege. Hiermee wordt de positie van deze groepen tegenover een te terughoudende overheid verstevigd. Voor burgers staat bij klachten, zoals nu al het geval is, de weg naar de Nationale ombudsman open.

Kamerstukken II 2020/21, 35 112, nr. 16, p. 4 (2eNvW novelle)

Tweede Nota van wijziging novelle Woo (35 112, nr. 16) – artikelsgewijze toelichting

Naast de al in artikel 6.3 opgenomen adviestaak over de informatiehuishouding (die wordt verplaatst naar artikel 7.2, tweede lid) worden andere taken toegevoegd. Ten eerste wordt de adviestaak uitgebreid naar het domein van de openbaarheid; het college kan de regering en de Staten-Generaal gevraagd en ongevraagd adviseren over openbaarmakingskwesties. Daarnaast moet het college verplicht geraadpleegd worden bij voorstellen van wet of algemene maatregelen van bestuur die de openbaarheid raken, bijvoorbeeld als wordt overwogen een ander openbaarheidsregime dan de Woo toe te passen en de bijlage bij artikel 8.8 van de Woo aan te vullen. Daarnaast heeft het college een voorlichtende taak en kan het onderzoeken doen ter onderbouwing van de adviezen.

De in het oorspronkelijke wetsvoorstel opgenomen Informatiecommissaris zou onder meer worden belast met het naar aanleiding van klachten of uit eigen beweging onderzoek doen naar de wijze waarop een bestuursorgaan de Woo uitvoert. Met deze nota van wijziging wordt voor wetenschappers, journalisten of anderen die een beroepsmatig belang hebben bij het gebruik van publiek informatie de mogelijkheid opengesteld om een klacht over de afhandeling van een verzoek om informatie aan het college voor te leggen. Deze categorieën hebben een bijzonder belang bij versnelde afdoening van geschillen. Daarom is de regeling, anders dan een klacht bij de ombudsman, vormgegeven als een voorziening tijdens de bezwaarfase. Een ombudsman is pas bevoegd een klacht te behandelen als bezwaar en beroep is afgerond (artikel 9:22 Awb). Een ombudsman kan daarmee niet zorgen voor versnelling van beslechting van geschillen.

Kamerstukken II 2020/21, 35 112, nr. 16, p. 6-7 (2eNvW novelle)

Tweede Nota van wijziging novelle Woo (35 112, nr. 16) – artikelsgewijze toelichting

Artikel 10.2f Woo wordt aangevuld met een voorziening waarmee de adviestaak van het college met betrekking tot het meerjarenplan vervalt als met toepassing van artikel 10.2f Woo hoofdstuk 6 Woo komt te vervallen.

Kamerstukken II 2020/21, 35 112, nr. 16, p. 8 (2eNvW novelle)

Amendement Sneller houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (35 112, nr. 21)

  1. In het voorgestelde artikel 7.2, vierde lid, wordt «klachten» vervangen door «bij het college ingediende klachten».

Kamerstukken II 2020/21, 35 112, nr. 21, p. 1.

Handelingen Initiatiefwetsvoorstellen – Snels/Sneller Wet open overheid (nr. 1, item 11)

De heer Snels:

Ik was nog bezig met een lijst van wat deze wet allemaal toevoegt ten opzichte van de Wet openbaarheid van bestuur. De kwalificatie van jurisprudentie, de afgelopen jaren opgebouwd, is in deze wet terechtgekomen. Er zit een marsroute in naar verbetering van de toegankelijkheid van overheidsinformatie, onder andere door het meerjarenplan dat in de wet is vastgelegd, maar ook door het adviescollege dat wordt ingesteld. Dat kan adviseren over zowel de informatiehuishouding van de overheid als over de openbaarheid. We hebben in de laatste novelle toegevoegd dat er ook nog een bemiddelingsfunctie bij dat adviescollege is, mochten er conflicten ontstaan tussen journalisten en anderen die een belang hebben en overheidsorganen die informatie niet willen delen. Je zou kunnen zeggen dat ook dat een poging is om tot dejuridificering te komen: dus niet snel naar de rechter gaan, maar kijken of je kunt bemiddelen en waar de problemen zitten. De heer Sneller zal over dat adviescollege nog een aantal andere onderwerpen benoemen.

Kamerstukken I 2021/22, nr. 1, item 11, p. 31-32 (Handelingen)

De heer Van Hattem (PVV):

Dank voor de beantwoording tot nu toe. Ik heb met belangstelling geluisterd, ook naar het punt van die stok achter de deur voor zowel verzoeker als burger als volksvertegenwoordiger. Zo’n adviescollege kan inderdaad nuttig zijn. Alleen, het punt is dat een adviescollege natuurlijk ook gaat kijken naar wat er ligt aan wetgeving en jurisprudentie. Nu is het geval dat het grootste deel van de bestaande jurisprudentie van de Wob overgaat naar de Wet open overheid. Als er geen nieuwe juridische stok achter de deur is om die actieve openbaarmaking sterker in te zetten, en er geen andere maatregelen zijn om de verzoeker beter in positie te brengen, zal zo’n adviescollege ook alleen maar het advies uitbrengen dat hij volgens de bestaande jurisprudentie en wet -en regelgeving niet verder geholpen kan worden. Ik ben toch meer op zoek naar die juridische stok achter de deur, zodat de verzoeker ook meer in positie komt.

 

De heer Sneller:

Ik ga die vraag op twee manieren beantwoorden. Aan de ene kant — daar was net ook even discussie over — gaat het om de vraag: is het onwil of is het onkunde dat bepaalde dingen niet openbaar worden gemaakt of niet tijdig openbaar worden gemaakt? Als we ervan uitgaan dat het onkunde is — dat ziet op die informatiehuishouding — zal er in het advies, voor zover het die informatiehuishouding betreft, gewoon worden gekeken naar wat er in de wet staat, namelijk dat zo’n meerjarenplan er moet komen. Maar het doel is vooral dat de informatiehuishouding op orde moet komen. Dat zal de toetssteen zijn voor het adviescollege.

De vraag van de heer Backer was of onvolledige of inadequate informatiehuishouding dan een legitieme reden is voor weigering. Wat ons betreft niet, zeker niet na inwerkingtreding van die actieve openbaarmaking. Daar zal ik zo wat meer over zeggen. De vraag die de heer Van Hattem stelt, betreft, ten tweede, de wettelijke norm voor actieve openbaarmaking. Daarvoor heeft dat adviescollege, maar ook elke rechter, zo meteen een nieuwe wet in handen die zegt dat actieve openbaarmaking de norm is. We hebben de inspanningsverplichting in artikel 3.1. Ik zal daar zo richting mevrouw Baay nog wat meer over zeggen. Maar we hebben ook de verplichting voor een hele hoop categorieën om het te doen. Die wettelijke verplichting zal de rechter zo meteen in handen hebben.

 

De heer Van Hattem (PVV):

Dan is het voor de wetsgeschiedenis ook heel belangrijk dat wij nu vaststellen dat dat de stok achter de deur is die het adviescollege kan hanteren. Ik heb verschillende voorbeelden aangehaald over overlegorganen en allerlei andere instellingen, waarbij nu wordt gezegd: “Het zijn bestuurlijke overleggen. Het is intern beraad. Daar kunnen we de stukken niet van geven, want het zijn interne beleidsopvattingen.” Maar vaak zijn het opvattingen van bestuurders. Kunnen we ten aanzien van die actieve openbaarmakingsplicht, waarbij het specifiek gaat om de bestuurders en niet om de ambtenaren, dan ook echt vaststellen dat die stap wordt gezet en dat als het bij een adviescommissie komt te liggen, het de bedoeling van deze wet is dat dit soort stukken openbaar kunnen worden?

 

De heer Sneller:

De heer Van Hattem heeft gelijk dat het bij actieve openbaarmaking eerder het adviescollege is dat er iets over zal zeggen dan de rechter. De rechter zal met name bij passieve openbaarmaking de nieuwe normen en de wettelijke normen hanteren. De vragen van de heer Van Hattem gingen met name over de veiligheidsregio’s en de klimaattafels. De vragen over migratie en regiotafels zal de minister beantwoorden. Waar het gaat om de veiligheidsregio’s is dat nu inderdaad anders geregeld. Dankzij een amendement uit de Tweede Kamer gaan zo meteen gemeenschappelijke regelingen er wel onder vallen. Dus dan kunnen een aantal van de documenten die u noemde, wel openbaar worden gemaakt. Die klimaattafels zijn op zichzelf geen bestuursorgaan maar er zijn wel deelnemers die bestuursorgaan zijn. Dus de informatie die bij hen berust, wordt wel degelijk openbaar. Ik ken die documenten zelf niet en kan dus niet beoordelen wat er wel en niet in staat, wat er is weggelakt en wat er verstrekt is. Ik kan in ieder geval niet een-twee-drie bedenken waarom bijvoorbeeld de namen van deelnemers zouden moeten worden weggelaten.

Kamerstukken I 2021/22, nr. 1, item 11, p. 38 (Handelingen)

De heer Sneller:

Dan kom ik bij de beslistermijnen. Terecht werd gezegd dat we internationaal gezien niet in het rechter rijtje scoren. Dat gaat dan over de wettelijke termijn. De vraag van de heer Van der Linden was: is dat nou ambitie, initiatiefnemers? Ik snap die vraag heel goed, want als je naar andere landen kijkt, met alle nuances die de heer Koole terecht ook inbracht en die ook in de brief van de minister staan, dan zijn er landen die het sneller doen. Mijn indruk is, en dat is ook wat het RTL-onderzoek dat de heer Van der Linden aanhaalde laat zien, dat het niet zozeer gaat om die wettelijke termijn. Ik had graag gewild dat die korter was geworden en ik zal zo meteen zeggen hoe ik denk dat zich dat in de toekomst zou kunnen ontwikkelen. Maar een veel groter probleem zijn de signalen over de termijnoverschrijdingen, die gewoon te vaak voorkomen. Wij hebben de overtuiging dat, als die informatiehuishouding beter op orde is, de onkundekant wegvalt en dat het makkelijker wordt om sneller gehoor te geven aan bepaalde verzoeken, zodat ook de overschrijdingen zullen teruglopen.

Los van alle andere instrumenten die er worden ingevoerd in de wet, denk ik dat bijvoorbeeld het adviescollege ook een rol kan vervullen in het monitoren van hoe het nu zit met die feitelijke overschrijdingen. Het kan daarover bijvoorbeeld rapporteren of adviseren. Als we op een gegeven moment zouden zeggen: nu is de informatiehuishouding voldoende op orde, dan zou je er ook over kunnen nadenken of die wettelijke termijn niet verder kan worden teruggebracht, of dat de verdagingstermijn verder kan worden teruggebracht. Die laatste is overigens in deze wet al teruggebracht ten opzichte van de Wet openbaarheid bestuur.

 

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Als ik het goed begrepen heb, zijn er zelfs bij de overschrijding van termijnen, van die vierwekentermijn, nog steeds geen sancties voor het bestuursorgaan.

 

De heer Sneller:

Nee. Dat is ook de vraag die gesteld was door de heren Van Hattem en Van der Linden: welke sancties zijn er nou? Er was een amendement in de Tweede Kamer om informatie die na het verlopen van de termijn nog binnenkomt, ook onder het Wob-verzoek of onder het Woo-verzoek te laten vallen, zodat er ook een prikkel zou zijn voor bestuursorganen om sneller te beslissen. Dat amendement is helaas verworpen. Het lot van de dwangsom kent u en de vraag is of dat nou de prikkel was die daadwerkelijk ertoe leidde dat er heel snel werd besloten. Laten we in ieder geval hopen op dat adviescollege. Als dat het zou gaan monitoren en ook specifieker over bepaalde bestuursorganen gaat rapporteren, valt te hopen dat wij daar zo meteen ook als volksvertegenwoordiging iets extra’s mee kunnen.

Er zijn weinig vragen gesteld over het adviescollege, dus ik zal daar ook weinig over zeggen. Het kan dus gevraagd en ongevraagd advies geven over de informatiehuishouding en openbaarmaking, zowel aan de regering als aan de Staten-Generaal. De samenstelling zal divers zijn met zowel mensen uit journalistieke kring, uit ICT, het archiefwezen en het openbaar bestuur, kunnen wij ons zo voorstellen. Maar daar zal de minister wellicht nog meer over zeggen. Wij hopen ook dat het adviescollege met bepaalde voorlichting en richtsnoeren, samen met de contactfunctionaris, de juridisering waar de heer Backer het over had, wat kan vermijden.

Kamerstukken I 2021/22, nr. 1, item 11, p. 43 (Handelingen)