Selecteer een pagina

Artikel 5.7 Toegang tot niet-openbare informatie ten behoeve van onderzoek

1. Een bestuursorgaan kan ten behoeve van historisch, statistisch, wetenschappelijk of journalistiek onderzoek toegang bieden tot informatie:

a. die ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 niet openbaar gemaakt kan worden; of

b. waarvan de vaststelling of deze informatie ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar gemaakt kan worden een onevenredige inspanning vergt.

2. Het bestuursorgaan kan aan het verlenen van toegang voorwaarden verbinden.

3. De toegang tot informatie overeenkomstig het eerste lid wordt in ieder geval verleend onder de voorwaarde dat degene aan wie toegang wordt verleend, de verkregen informatie niet verder verspreidt zonder voorafgaand besluit van het bestuursorgaan waarin de informatie met toepassing van de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar gemaakt wordt.

Parlementaire behandeling

  • Wetsvoorstel Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 8)
  • Memorie van toelichting Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 9)
  • Wetsvoorstel novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 8)
  • Memorie van Toelichting novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 9)
  • Handelingen Initiatiefwetsvoorstellen – Snels/Sneller Wet open overheid (nr. 1, item 11)

Wetsvoorstel Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 8)

Artikel 5.7 Toegang tot niet-openbare informatie ten behoeve van onderzoek

1. Een bestuursorgaan kan ten behoeve van historisch, statistisch, wetenschappelijk of journalistiek onderzoek toegang bieden tot informatie

a. die ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 niet openbaar gemaakt kan worden, of

b. waarvan de vaststelling of deze informatie ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar gemaakt kan worden een onevenredige inspanning vergt.

2. Het bestuursorgaan kan aan het verlenen van toegang voorwaarden verbinden.

3. De toegang tot informatie overeenkomstig het eerste lid wordt in ieder geval verleend onder de voorwaarde dat degene aan wie toegang wordt verleend, de verkregen informatie niet verder verspreidt zonder voorafgaand besluit van het bestuursorgaan waarin de informatie met toepassing van de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar gemaakt wordt.

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 8, p. 10 (VvW n.a.v. advies RvS)

Memorie van toelichting Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 9) – artikelsgewijze toelichting

Artikel 5.7 Toegang tot niet-openbare informatie ten behoeve van onderzoek

Het is een staande praktijk dat overheden ruimhartig toegang verlenen tot informatie ten behoeve van onderzoek. Onderzoekers wordt dan wel gevraagd een geheimhoudingsverklaring te tekenen of zij worden tijdelijk benoemd in een ambtelijke functie om hen aldus onder de bijbehorende geheimhoudingsverplichting te brengen. Pas na het onderzoek vindt in het kader van de verslaglegging door de onderzoeker overleg plaats over de vraag of bepaalde informatie vertrouwelijk moet blijven. Doorgaans zal als gevolg van de duur van het onderzoek niet worden gehandeld binnen de beslistermijnen van artikel 4.4. Bovendien is het niet het bestuursorgaan zelf dat de gevraagde informatie verzamelt. De verzoeker stemt hiermee echter wel zelf in. Deze praktijk verdient positieve waardering. Het belang van wetenschappelijk of journalistiek onderzoek vergt een zo onbelemmerd mogelijke toegang tot bronnen. De belangen die de uitzonderingsgronden van de Wob en van deze wet dienen, kunnen in veel gevallen voldoende worden beschermd door een diligente wijze van verslaglegging van het onderzoek. Artikel 5.7 maakt dit mogelijk. Anders dan bij artikel 5.6 hoeft het overheidsorgaan niet eerst na te gaan of de gevraagde informatie openbaar is, voordat toepassing van artikel 5.7 aan de orde is. Deze toets kan plaatsvinden nadat het onderzoek is afgerond en kan dan beperkt blijven tot de te publiceren informatie. Het oordeel dat bepaalde door de onderzoeker gevonden informatie al dan niet openbaar kan worden gemaakt, is een regulier besluit op een verzoek om informatie. Eventuele andere belanghebbenden, zoals degenen op wie de informatie betrekking heeft of van wie de betreffende informatie afkomstig is, moeten bij een voorgenomen verstrekking in de gelegenheid worden gesteld om te worden gehoord. De aldus openbaar gemaakte informatie wordt daarom tevens actief openbaar gemaakt op grond van artikel 3.3. tweede lid, onderdeel h. Artikel 5.7 faciliteert aldus de staande praktijk en beoogt geen nieuwe rechten in het leven te roepen.

De vraag kan worden gesteld in hoeverre die toets zich verhoudt tot de in artikel 7 van de Grondwet opgenomen vrijheid van drukpers en vrijheid van meningsuiting, waarbij iedere vorm van voorafgaand verlof is uitgesloten. Dat grondrecht kent de beperking «behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet». Deze formulering betekent dat slechts bij formele wet beperkingen kunnen worden gesteld, maar dat de wetgever de bevoegdheid tot het stellen van aanvullende beperkingen niet mag delegeren naar lagere regelgeving en niet mag koppelen aan vergunningverlening. Uit artikel 7 van de Grondwet volgt dat een bestuursorgaan voorafgaand aan publicatie geen oordeel toekomt over de verwerking van de resultaten van het onderzoek en de daaraan verbonden conclusies. Zo is het voorgestelde artikel 5.7 dan ook niet opgesteld. De interventie van het bestuursorgaan is beperkt tot de vraag of de informatie die een onderzoeker wil gebruiken op grond van de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar is. Zo niet, dan verbiedt de wet het gebruik van die informatie. Hoewel overtreding van het verspreidingverbod in beginsel strafbaar is op grond van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht, is uit oogpunt van uniformiteit artikel 8.2 van deze wet ook van toepassing verklaard op overtreding van de voorwaarden die zijn gesteld in of krachtens artikel 5.7.

De hier voorgestelde bepaling is een kan-bepaling. Niet iedereen die stelt statisticus, historicus, wetenschapper of journalist te zijn, hoeft door het bestuursorgaan tot de archieven te worden toegelaten. Het bestuursorgaan dient te waarborgen dat de niet-openbare gegevens waarvan de onderzoeker kennis kan nemen, inderdaad niet openbaar worden. Het bestuursorgaan heeft de vrijheid om bijvoorbeeld een verklaring te vragen van het instituut waaraan de onderzoeker is verbonden, of van de promotor, indien sprake is van een promotieonderzoek. Een bestuursorgaan is vrij om zich op andere wijze zekerheid te verschaffen dat sprake is van een serieus onderzoeksverzoek. Het bestuursorgaan kan zich ook op andere wijze van de identiteit en de hoedanigheid van de onderzoeker vergewissen. Het bestuursorgaan is ook overigens niet verplicht om toegang tot informatie te bieden op grond van artikel 5.7; voorstelbaar is bijvoorbeeld dat er binnen het bestuursorgaan onvoldoende capaciteit is om op een goede manier uitvoering te geven aan het bepaalde in dat artikel. Daarnaast kan een bestuursorgaan van oordeel zijn dat de te onderzoeken informatie zich niet leent voor toepassing van deze bepaling of dat onvoldoende zekerheid bestaat dat de gevraagde vertrouwelijkheid is gewaarborgd. Bestuursorganen kunnen ieder een eigen beleid ontwikkelen over hoe zij aan het bepaalde in artikel 5.7 uitvoering geven.

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 83-85 (MvV n.a.v. advies RvS)

Wetsvoorstel novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 8)

Artikel 5.7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. Aan het slot van de aanhef wordt een dubbele punt toegevoegd.
  2. In onderdeel a wordt «, of» vervangen door «; of».

Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 8, p. 9 (VvW novelle n.a.v. advies RvS)

Memorie van Toelichting novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 9)

Deze wijziging is van redactionele aard.

Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 9, p. 52 (MvT novelle n.a.v. advies RvS)

Handelingen Initiatiefwetsvoorstellen – Snels/Sneller Wet open overheid (nr. 1, item 11)

[De heer Sneller:]

Dan heb ik nog een aantal vragen van de heer Van Hattem, over de agenda van de commissaris van de Koning, geloof ik. De Woo biedt in artikel 5.7 wel de grondslag om niet-openbare informatie te delen met specifieke journalistieke onderzoekers. Ik ken de casus onvoldoende om er heel diep op in te gaan, maar die ruimte is er wel. Maar als het onder de Woo valt en het openbaar zou moeten zijn volgens de Woo, dan is het ook voor eenieder openbaar. Ik denk dat dat de beste samenvatting is.

 

De heer Van Hattem (PVV):

Het is een heel lastige situatie, want ook in de literatuur die naar aanleiding van deze uitspraak van de Raad van State is verschenen, is opgemerkt dat het heel opmerkelijk is dat in één keer deze draai wordt gemaakt. Er wordt gezegd dat een Wob-verzoek in principe vormvrij is. Als informatie wordt verstrekt, is die in beginsel openbaar. Als er dus vooraf met een bestuursorgaan wordt afgesproken dat het geen Wob-verzoek of straks geen Woo-verzoek is, dan zou het dus voor anderen niet openbaar moeten zijn. Ik zou toch wel graag de duidelijkheid willen hebben dat als er informatie wordt verstrekt vanuit een bestuursorgaan, er dan gewoon duidelijk sprake is van openbaarmaking, dat eenieder van die informatie gebruik kan maken en dat dit niet wordt beperkt voor anderen omdat er een afspraak is gemaakt dat het geen Woo-verzoek is.

 

De heer Sneller:

Dat kan ik de heer Van Hattem niet geven, omdat er letterlijk in deze wet staat dat niet-openbare informatie toch met bepaalde onderzoekers kan worden gedeeld, ook al is er een uitzonderingsgrond op van toepassing. Dus dan wordt het niet openbaar gemaakt, maar dan wordt het aan bepaalde onderzoekers ter inzage gegeven. Daarmee wordt het wel voor sommigen bekend, maar niet voor eenieder. Maar als het niet onder die uitzonderingsgronden valt, dan heeft de heer Van Hattem precies wat hij wil.

 

De heer Van Hattem (PVV):

Dan moeten we dus concluderen dat er volgens de strekking van deze wet de heel specifieke afspraak moet worden gemaakt dat er alleen sprake is van inzage onder geclausuleerde voorwaarden. En als die er niet is, dan is het dus in principe voor eenieder openbaar.

 

De heer Sneller:

Als het niet onder de uitzonderingsgronden valt, maar gewoon openbaar zou moeten zijn op basis van een Wob-verzoek, dan is het ook voor eenieder openbaar.

 

De heer Van Hattem (PVV):

Tot slot. Kunnen de verdedigers dan nog wel toelichten hoe voorkomen kan worden dat onder de Woo straks de situatie ontstaat dat bestuursorganen zulke documenten alleen voor onderzoek ter beschikking gaan stellen en daarmee de Woo dus juist gaan omzeilen, dat het dus een bestuurlijke truc gaat worden om onder de Woo uit te komen?

 

De heer Sneller:

Ik snap die zorg, maar ik denk dat die niet gerechtvaardigd is, omdat het expliciet gaat om informatie die ingevolge artikelen 5.1 en 5.2 niet openbaar gemaakt kan worden. Voor alle andere dingen is dat wel zo. Vandaar de verwijzing naar de uitzonderingsgrond.

Kamerstukken I 2021/22, nr. 1, item 11, p. 45 (Handelingen)

[De heer Sneller:]

Dan vrees ik dat ik over de commissaris van de Koning hetzelfde antwoord moet geven als in eerste termijn, namelijk dat gewoon het regime van artikel 5.7 blijft gelden.

Kamerstukken I 2021/22, nr. 1, item 11, p. 66 (Handelingen)