Selecteer een pagina

Artikel 3.4 Openbaarheid bij zwaarwegend algemeen belang

In afwijking van de artikelen 5.1 en 5.2 kan een bestuursorgaan informatie uit eigen beweging openbaar maken, wanneer een ander zwaarwegend algemeen belang, daaronder begrepen het belang van openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu of de bescherming van de democratische rechtsorde, dat in een concreet geval vergt.

Parlementaire behandeling

  • Oorspronkelijk wetsvoorstel Woo (33 328, nr. 2)
  • Memorie van toelichting Woo (33 328, nr. 3)
  • Memorie van toelichting Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 9)

Wetsvoorstel Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 8)

Artikel 3.4 Openbaarheid bij zwaarwegend algemeen belang

In afwijking van de artikelen 5.1 en 5.2 kan een bestuursorgaan informatie uit eigen beweging openbaar maken, wanneer een ander zwaarwegend algemeen belang, daaronder begrepen het belang van openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu of de bescherming van de democratische rechtsorde, dat in een concreet geval vergt.

Kamerstukken II 2011/12, 33 328, nr. 8, p. 6 (Vw Woo n.a.v advies RvS)

Memorie van toelichting Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 9)

Artikel 3.4 Openbaarheid bij zwaarwegend algemeen belang

In artikel 3.4 is, net als in artikel 5.3, bepaald dat informatie ondanks de uitzonderingsgronden van de artikelen 5.1 en 5.2 onder omstandigheden toch openbaar gemaakt kunnen worden. Artikel 3.4 ziet op het bestaan van een zwaarwegend ander belang, zoals de openbare veiligheid of de volksgezondheid, het milieu of de bescherming van de democratische rechtsorde. Deze opsomming is overigens niet uitputtend. Met artikel 3.4 kan het in de artikelen 5.1 en 5.2 besloten openbaarmakingsverbod worden doorbroken. Zo kan het belang van de bescherming van bedrijfsgegevens of van het door de overheid uitgeoefende toezicht moeten wijken voor het belang van de bescherming van de volksgezondheid als blijkt dat een product onverwacht gevaar voor gebruikers oplevert en dat gevaar door een openbare waarschuwing kan worden verminderd. Anders dan de uitzondering van artikel 5.3 kan openbaarmaking op grond van artikel 3.4 alleen bij openbaarmaking uit eigen beweging.

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 75 (MvT n.a.v. advies RvS)

Handelingen Initiatiefwetsvoorstellen – Snels/Sneller Wet open overheid (nr. 1, item 11)

[De heer Sneller:]

Ten slotte heeft zij gevraagd naar artikel 3.4. Dat gaat over openbaarmaking bij zwaarwegende belangen. Dat gaat echt over hogere uitzonderingen als rampen, crises en levensbedreigende situaties. Wij gaan ervan uit dat daar hoogst zelden gebruik van wordt gemaakt.

 

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Dat betekent dus ook dat het bestuursorgaan bij een zwaarwegend belang eigenlijk afwijkt, een en ander openbaar maakt en dat tegen dat besluit dus ook eventueel rechtsbescherming mogelijk is voor de belanghebbende.

 

De heer Sneller:

Ja, rechtsbescherming, maar in zekere zin. Laat me het toelichten. De informatie is dan al openbaar gemaakt, omdat er een urgente en actuele dreiging was die niet op uitstel kon wachten. Er was dan geen termijnstelling voor de belanghebbende. Het zal dus eerder gaan om rechtsbescherming achteraf: was dit wel terecht en kunnen we eventueel bij de civiele rechter een schadevergoedingszaak aanhangig maken? Maar het gaat niet om rechtsbescherming, in de zin van: kan ik bezwaar maken tegen deze openbaarmaking?

 

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Nee, want dat is dan inderdaad al gebeurd. Die zwaarwegende belangen zijn ook heel limitatief, als ik u goed begrijp.

 

De heer Sneller:

Wij hebben geen limitatieve opsomming, maar de lat ligt daar heel erg hoog voor.

Er was nog een vraag van mevrouw Baay, over het Internationaal Atoomenergieagentschap. Waarom hebben wij die zaak, de jurisprudentie daarover, niet gecodificeerd? Naar onze overtuiging was dat te specifiek om in deze wet op te nemen. Dat is het korte antwoord.

Kamerstukken I 2021/22, nr. 1, item 11, p. 45-46 (Handelingen)

[De heer Sneller:]

Laat ik beginnen met mevrouw Baay, die terecht zegt dat het antwoord over de jurisprudentie van de Raad van State en de reden om dit niet te codificeren, wel erg snel ging. Ik zal daar iets uitgebreider bij stilstaan. Het ging hier om een specifieke uitspraak, waarin de Raad van State zei “in dat specifieke geval zijn de belangen onvoldoende in kaart gebracht” terwijl de noodzaak van een belangenafweging op zich voldoende in de wet stond. Dat is de ene reden waarom wij zeggen dat wij de specifieke belangenafweging in deze jurisprudentie niet in deze wet op hoeven te nemen. Het algemene kader staat namelijk, en was ook voldoende duidelijk, alleen was de manier waarop daaraan invulling was gegeven onvoldoende.

Kamerstukken I 2021/22, nr. 1, item 11, p. 65 (Handelingen)