Selecteer een pagina

Artikel 3.3b

De openbaarmaking van de in de artikelen 3.3 en 3.3a genoemde documenten geschiedt elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze door middel van een door Onze Minister in stand gehouden digitale infrastructuur. Deze infrastructuur is beschikbaar voor de openbaarmaking van andere documenten.

Parlementaire behandeling

  • Tweede Nota van wijziging novelle Woo (35 112, nr. 16)
  • Brief minister met de reactie op in het nader voorlopig verslag gestelde vragen (33 328, nr. T)
  • Handelingen Initiatiefwetsvoorstellen – Snels/Sneller Wet open overheid (nr. 1, item 11)

Tweede Nota van wijziging novelle Woo (35 112, nr. 16)

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1

Onderdeel J wordt als volgt gewijzigd:

  1. In de aanhef wordt «wordt een artikel» vervangen door «worden twee artikelen».
  2. Er wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3.3b

De openbaarmaking van de in de artikelen 3.3 en 3.3a genoemde documenten geschiedt elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze door middel van een door Onze Minister in stand gehouden digitale infrastructuur. Deze infrastructuur is beschikbaar voor de openbaarmaking van andere documenten.

Kamerstukken II 2020/21, 35 112, nr. 16, p. 1 (2eNvW novelle)

Ten tweede moet er expliciet aandacht zijn bij het verbeteren van de informatiehuishouding voor de vindbaarheid van informatie. In deze Wijzigingswet is het informatieregister, dat hele hoge kosten met zich meebracht en op korte termijn onuitvoerbaar bleek, geschrapt en vervangen door de combinatie van meerjarenplannen en een adviescollege. In deze nota van wijziging wordt het doel van het oorspronkelijke register (de kenbaarheid van de aanwezigheid van overheidsinformatie) geëxpliciteerd. Dat gebeurt door vast te leggen dat in de meerjarenplannen concrete doelstellingen ten aanzien van de wijze waarop digitale documenten worden vervaardigd, geordend, bewaard, vernietigd en ontsloten. Daarnaast wordt de ontsluiting van overheidsinformatie bevorderd door wettelijk vast te leggen dat alle bestuursorganen voor hun verplicht actief openbaar te maken informatie één door de Minister van Binnenlandse Zaken en Konikrijkrelaties ontwikkeld platform (PLOOI) gebruiken. Later kunnen de bestuursorganen ook andere documenten via deze weg openbaar maken. Dit draagt eraan bij dat een volledig overzicht van alle verplicht actief openbaar gemaakte documenten ontstaat. Dit is voor burgers, journalisten en andere gebruikers een belangrijke stap. Zij kunnen met een zoekopdracht bij alle bestuursorganen naar informatie zoeken. Voor de bestuursorganen drukt het de kosten omdat zij hiervoor niet zelf een faciliteit hoeven te ontwikkelen.

Kamerstukken II 2020/21, 35 112, nr. 16, p. 5 (2eNvW novelle)

Onderdeel 1 (Artikel 3.3b Woo)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ten behoeve van de actieve openbaarmaking van documenten een platform voor actieve openbaarmaking van overheidsinformatie (PLOOI) ontwikkeld, waar bestuursorganen aan de verplichtingen uit de Woo kunnen voldoen. Via dit platform kunnen de documenten die door bestuursorganen openbaar gemaakt worden, centraal ontsloten worden. Dit platform zal te vinden zijn op de website overheid.nl, waar ook andere officiële publicaties van de overheid te vinden zijn. De initiatiefnemers zijn blij dat de Minister deze stappen heeft gezet en zijn van oordeel dat alle bestuursorganen, ook de decentrale overheden en de zelfstandige bestuursorganen, van deze faciliteit gebruik zouden moeten maken. Als alle bestuursorganen gebruik maken van dit platform, ontstaat een volledig overzicht van alle verplicht actief openbaar gemaakte documenten. Dat is dan wel niet het register dat de Woo oorspronkelijk bedoelde, maar het is voor de gebruikers een enorme winst als zij met een zoekopdracht bij alle bestuursorganen kunnen zoeken. Bovendien drukt dat de totale kosten van openbaarmaking en hoeven bestuursorganen niet zelf hiervoor faciliteiten te ontwikkelen. Daarom wordt dit platform met een nieuw artikel 3.3b verplicht gesteld. De formulering van deze verplichting is ontleend aan artikel 2, achtste lid, van de Bekendmakingswet, zoals dat komt te luiden na de inwerkingtreding van de Wet elektronische publicaties. Van het platform kan ook gebruik gemaakt worden bij openbaarmakingen op grond van artikel 3.1 Woo. Dit is echter niet verplicht, omdat de initiatiefnemers thans de gevolgen van een dergelijke verplichting niet kunnen overzien.

Op grond van de in artikelen 3.3 en 3.3a genoemde ministeriële regelingen kan de Minister aan de openbaar te maken documenten eisen stellen. Deze eisen zullen fungeren als de standaarden waar in de Kamer en daarbuiten om is gevraagd.

Kamerstukken II 2020/21, 35 112, nr. 16, p. 5 (2eNvW novelle)

Brief minister met de reactie op in het nader voorlopig verslag gestelde vragen (33 328, nr. T)

Actieve openbaarmaking

De Wet open overheid zal ook gelden voor de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat de Kamers momenteel deels stukken uitsluitend openbaar maken via eigen websites (bijvoorbeeld agenda’s van commissievergaderingen). Deze leden vragen zich af waarom ervoor is gekozen ook de Kamers onder de op grond van artikel 3.3.b verplichte aansluiting op een door de minister van Binnenlandse Zaken in stand gehouden digitale infrastructuur (PLOOI) te brengen en of het staatsrechtelijk en in het licht van de eigenstandige positie van de Kamers zuiver is dat een minister de infrastructuur beheert waarop de Kamers stukken openbaar moeten maken. Welke zeggenschap hebben de Kamers over de inrichting van deze infrastructuur? De regering wordt ook gevraagd om te reflecteren op het feit dat artikel 3.3, negende lid (op papier) betekent dat de minister nadere regels kan stellen over de wijze van actieve openbaarmaking van bijvoorbeeld vergaderstukken en verslagen van de Kamers.

De minister van BZK is verantwoordelijk voor het openbaarheidsbeleid van de overheid en stelt vanuit die verantwoordelijkheid regels aan de wijze waarop informatie actief openbaar gemaakt moet worden. Wil een overheid echt transparant en open kunnen functioneren en rekenschap afleggen over haar handelen, dan dient de informatie die openbaar wordt gemaakt, ook vindbaar, begrijpelijk en duurzaam toegankelijk te zijn. De infrastructuur is dienstbaar aan dat maatschappelijk belang. Vanuit dat belang begrijp ik de motivering van de indieners om het gebruik voor te schrijven van een generieke digitale infrastructuur voor alle organisaties die vallen onder de reikwijdte van de wet, waaronder de Staten-Generaal. Dit vergroot de vindbaarheid en toegankelijkheid van informatie voor de samenleving op een centrale plaats. Dat laat onverlet dat het parlement de minister van BZK daarover ter verantwoording kan roepen.

Een dergelijke staatsrechtelijke figuur waarbij wetgeving ook voor de Staten-Generaal geldt, is ook te zien bij de Archiefwet 1995. De Tweede Kamer en Eerste Kamer zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de Archiefwet 1995, maar vallen daarbij wel onder het toezicht op de naleving van de Archiefwet door de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed. Ook vervult de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een rol bij enkele handelingen ter uitvoering van de wet, vanwege het belang van archiefbescheiden voor historisch en wetenschappelijk onderzoek en als bestanddeel van het cultureel erfgoed (zie de artikelen 5 en 8 Archiefwet 1995).

Tot slot: de verplichting tot aansluiting ziet enkel op de centrale voorziening, het aansluiten op de verwijsindex. Dit staat de Staten-Generaal niet in de weg een eigen documentmanagementsysteem en publicatieplatform in te richten en te beheren, zolang deze een (geautomatiseerde) koppeling heeft naar PLOOI. Wanneer een wetenschapper, journalist of andere belanghebbende op zoek naar informatie via PLOOI een zoekterm invult, dan krijgt deze een overzicht van de gevonden bestanden in de vorm van een lijst verwijzingen. Voor onder meer de betrouwbaarheid en de gebruiksvriendelijkheid van PLOOI, is het belangrijk dat deze lijst volledig is, en dus ook die verwijzingen bevat naar de documenten die gepubliceerd zijn op de platforms van de Staten-Generaal.

Kamerstukken I 2020/21, 33 328, nr. T, p. 2 (Brief reactie op in het nader voorlopig verslag gestelde vragen)

Handelingen Initiatiefwetsvoorstellen – Snels/Sneller Wet open overheid (nr. 1, item 11)

Dan kom ik op het systeem-PLOOI. Dat is er en is in de demo-versie live. Dat platform draait. Dat heeft proeftuinen gehad en het is getest. De eerste collecties zijn ontsloten, maar de grootste uitdaging bij dit PLOOI is het aansluiten van al die overheidsorganisaties. Voor het Rijk zijn er bijvoorbeeld naast de departementen al 155 zbo’s. Bij de gemeenten gaat het over meer dan 350 organisaties. Dus die aansluiting kan je niet in een keer doen. Dat moet je gefaseerd doen. Je moet ook de organisaties de tijd geven om dit mee te maken en zich te organiseren voor de aanlevering en de aansluiting. Voor het Rijk streven we ernaar in 2023 aangesloten te zijn voor de eerste categorieën informatie, dus ook in het kader van de beslisnota’s die we in het kader van artikel 68 openbaar maken. Wij maken een plan. Wij doen dat samen met de koepels: de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen. En terwijl we dat gewoon heel planmatig met elkaar vastleggen, wordt ook dat platform doorontwikkeld, want het moet gewoon een gebruiksvriendelijk platform zijn waar mensen informatie op kunnen zoeken, en belangrijker nog: deze ook kunnen vinden en kunnen begrijpen. Daarmee proberen we het voor iedereen makkelijker te maken om door een overvloed aan informatie te navigeren.

Nou wees de heer Van der Burg ons erop, en anderen zeiden het ook, dat de koepels hebben gezegd: 1 mei 2022 is wel erg ambitieus. Maar zij hoeven dus ook niet aan te sluiten per 1 mei 2022. Die gefaseerde inwerkingtreding, een mogelijkheid die gewoon in de wet staat in artikel 3.3 en 3.3a, betekent dat de bestuursorganen voor wat betreft de actieve openbaarmaking dus niet dan al hoeven aan te sluiten. Het betekent dat we de tijd kunnen nemen om in overleg en op een haalbare manier toe te groeien naar gefaseerde aansluiting.

De heer Koole (PvdA):

Direct hierop aansluitend. De gemeenten hoeven dat nog niet direct allemaal gereed te hebben, het Rijk in 2023, allemaal volgens een bepaald plan. Geldt dan tot dat moment de Woo niet voor deze overheidsorganen, maar geldt dan de Wob nog? Hoe zit dat precies?

Ten tweede. U zei dat de problematiek van de PLOOI vooral in de aansluitvoorwaarden enzovoort zit, en nu zeggen de koepels dat zij ook zorgen hebben of dit platform op de voorziene ingangsdatum, die ze kennelijk kennen, voldoende ontwikkeld is. Het is niet alleen dat de aansluiting niet goed geregeld is, maar de ontwikkeling van de PLOOI is wellicht onvoldoende ontwikkeld, in de ogen van deze koepels. Kan de minister daar uitsluitsel over geven?

Minister Ollongren:

Op dat eerste punt: als de Woo in werking treedt, dan is de Woo er. Dan is er geen Wob meer, maar dan is er een Woo. Waar het hier om gaat, is het onderdeel actieve openbaarmaking. Daar biedt de wet de mogelijkheid van de gefaseerde inwerkingtreding. Ik kijk even naar degenen die de wet nog beter kennen dan ik en zij bevestigen dat inderdaad.

Dan over het systeem zelf. Het knelpunt zit echt in het zorgvuldig aansluiten van alle organen die erop aangesloten moeten worden. Het is geen ongelofelijk ingewikkeld systeem. Het is eigenlijk een vrij makkelijk systeem, dat alleen maar moet zorgen dat je je documenten erin kunt stoppen. De ingewikkeldheid, laat ik mij vertellen, zit erin dat de partijen die moeten aansluiten, eerst de boel op orde moeten hebben en dan pas kunnen aansluiten. Nogmaals, we kennen het al en we hebben er al mee proefgedraaid. Er zijn proeftuinen mee gedaan. We weten dus dat het werkt, maar we moeten een zorgvuldige planning hebben, zodat iedereen kan worden aangesloten op het moment dat hij daar klaar voor is.

De heer Koole (PvdA):

Ik dank de minister voor deze verheldering. De datum gaat uitsluitend over actieve openbaarmaking. De wet gaat gelijk in op het moment waarop die ingaat. Dat betekent dus ook dat organisaties die nu nog niet onder de Wob vallen maar straks wel onder deze wet, zoals de Hoge Colleges van Staat, vanaf het moment waarop de wet ingaat, moeten reageren op verzoeken van de bevolking. Het gaat dan niet om de actieve publiekmaking, maar om de passieve informatievoorziening. Daar moeten ze gelijk op reageren en volledig volgens de wet handelen.

Minister Ollongren:

Daar kan ik ja op antwoorden.

De heer Backer (D66):

Even vanuit de wetgevingstechniek of het mechanisme. Er staat eigenlijk heel vaak dat er op enig tijdstip een deel van de wet alsnog in werking treedt. Nu begrijp ik uit de discussie dat er geen automatisme in zit. Ik heb het over de actieve openbaarmaking. Maar wat is nou het triggerpoint? Ik las bij de voorbereiding in de stukken dat de heer Van Weyenberg een keer over vier jaar sprak. Maar ik begrijp dat het niet aan tijd gebonden is. Het is veel meer functioneel gebonden: is men er klaar voor? Hoe werkt dat dan? Wie rapporteert er? Is dat de adviescommissie? Is het de minister die aan de Tweede Kamer rapporteert en zegt: nu zijn we zover? Ik wil er even iets meer gevoel voor krijgen.

Minister Ollongren:

Zoals ik het voor mij zie, maken we samen met de koepelorganisaties een plan. Daar zijn we al mee in overleg. Dat platform wordt tegelijkertijd doorontwikkeld. We hebben dan een plan en dan kunnen we gefaseerd afspreken wanneer wat in werking treedt, zoals het in de wet staat. Ik denk dat het meest logische is als de minister daarover rapporteert aan de Kamer, zodat de Kamer inzicht heeft in het plan en of het netjes op die manier wordt uitgevoerd. Ik meen dat er bij die gefaseerde inwerkingtreding iedere keer als er een volgende fase ingaat een KB hoort. Laat me dat nog even wetstechnisch checken. Dat lijkt me de manier om dit te doen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik vroeg de minister expliciet of het klopt dat er nog geen aansluitstrategie is en dat er ook nog onduidelijkheid is over welke technische eisen er zijn voor die aansluiting. Dat is de zorg die door de organisaties geuit is. Ik hoor haar in de beantwoording zeggen dat dit gaandeweg voor iedere fase wordt gedaan. Dat vind ik wel een beetje vaag. Ik vraag aan haar of er een aansluitstrategie is en, indien dat niet zo is, wanneer die er dan wel is.

Minister Ollongren:

Dank voor de vraag. Ik begreep de vraag van de heer Van der Burg en anderen zo dat de koepels zeggen: we maken ons zorgen, want we denken dat we er niet klaar voor zijn op 1 mei 2022. Op dat punt wil ik hier graag heel duidelijk zeggen: dat hoeft ook niet. Daarvoor hebben we gelukkig de wet, die bepaalt dat dat gefaseerd kan voor de actieve openbaarmaking. Dat gaan we dus ook gefaseerd doen. Dat doen we natuurlijk niet vanuit de beslotenheid van een ministerie in Den Haag, maar dat doen we in overleg met de koepelorganisaties. Dat overleg met die koepelorganisaties loopt en dat loopt ook goed. Dat moet uitmonden in een aansluitplan. Dat aansluitplan is er nog niet. Daar heeft mevrouw Gerkens helemaal gelijk in. Ik vind het belangrijk dat dat aansluitplan met instemming van VNG, IPO en UvW wordt afgerond. We zijn al vrij ver, dus ik denk niet dat het nog heel veel tijd hoeft te kosten. We kunnen dat in de loop van dit najaar hopelijk afronden. Dan is dat plan er. Dan weet eigenlijk iedereen waar hij aan toe is.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dan concludeer ik dus dat er dit jaar nog, dit najaar nog, een aansluitstrategie ligt, waarin ook duidelijk de technische eisen zijn omschreven en waarin ook duidelijk is welke kosten voor wiens rekening zijn.

Minister Ollongren:

Over de kosten heb ik natuurlijk al het een en ander gezegd. Die hebben we in beeld. We werken aan het plan. Dat zal er inderdaad dit jaar nog zijn. Ik kan dus eigenlijk bevestigen wat mevrouw Gerkens zegt.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik hoor de minister zeggen dat er met de koepelorganisaties VNG en IPO wordt gewerkt aan een plan, aan een uitvoeringsstrategie et cetera over de uitvoering van deze wet. Er wordt dus door het ministerie samengewerkt met deze koepelorganisaties. Als ik nu als eenvoudige burger een Wob-verzoek indien, of straks een Woo-verzoek, om de informatie te krijgen vanuit deze koepelorganisaties over het optuigen van dit plan en over die uitvoeringsstrategie et cetera, waar nota bene in het kader van deze wet aan wordt gewerkt, kan ik dan onder figuur van de bestaande Wob, dan wel onder de nieuwe Woo, straks die informatie krijgen of wordt er dan gezegd dat het privaatrechtelijke instellingen zijn en ik er geen toegang toe heb?

Minister Ollongren:

Ten eerste gaat dit over de passieve openbaarmaking. Daar kom ik zo op. Ten tweede is de heer Van Hattem niet zomaar een burger, maar een Kamerlid. Dat heeft andere manieren om aan zijn informatie te komen. Hij heeft hier al een andere vraag over gesteld. Daar kom ik zo nog over te spreken, als hij het goed vindt.

De heer Koole (PvdA):

Een kleine opmerking. Worden er in dat aanvalsplan, dat dus dit najaar gereed komt, harde deadlines gesteld zodat iedereen weet waar hij aan toe is?

Minister Ollongren:

Ik vind het heel belangrijk dat iedereen weet waar hij aan toe is. Ik vind het ook belangrijk dat de partijen op een haalbare manier kunnen toegroeien naar die eindsituatie. De heer Koole klinkt heel dreigend met harde deadlines et cetera. Ik wil juist graag een plan dat we allemaal haalbaar vinden en waarin iedereen op een zorgvuldige manier kan toegroeien naar de eindsituatie waarin iedereen is aangesloten.

De heer Koole (PvdA):

Dan formuleer ik het iets minder hard. Ik wilde bijna “zachte deadlines” zeggen. Zouden er dan indicatieve data in kunnen staan waarop een en ander gereed zou moeten zijn?

Minister Ollongren:

Ja. Daar kan ik gewoon ja op zeggen.

Voorzitter. Nog een paar punten met betrekking tot de actieve openbaarmaking. Het is een beetje een zijspoor, maar we hebben het nu toch over die koepels. De heer Van der Linden vroeg wat VNG, IPO en UvW er zelf van vinden dat ze niet onder de reikwijdte van de Woo vallen. Dat vind ik een zaak van de koepels zelf. Het gaat natuurlijk om de gemeentes, de provincies, de waterschappen. Het gaat erom dat de mensen bij de gemeente en de provincie bij de stukken kunnen om dat bestuur goed te kunnen controleren. Voor de koepelorganisaties hoeft dat niet. Het mag wel overigens.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Mijn vraag was nog iets specifieker. Is de minister bereid om een vrijblijvende vriendelijke oproep te doen aan de besturen en leden van deze koepels? Ik bedoel gewoon een openbare brief om hen uit te dagen om in de geest van deze wet die we hier vandaag met z’n allen bespreken, volgens mij op een constructieve wijze, te handelen. Ze kan schrijven: ik besef dat u er juridisch niet onder valt, maar ik daag u uit om zich vrijwillig te committeren aan de Woo of de Wob en kan u daarbij ondersteunen; bent u daartoe bereid?

Minister Ollongren:

Ik werk echt heel goed samen met de koepels. Ik wil ook graag goed met hen blijven samenwerken vanwege het plan dat we nu met elkaar aan het maken zijn voor de aansluiting. Dat is hard nodig om de bij hun koepels aangesloten overheden goed te helpen bij dit hele traject. Ik zei net: het moet niet, maar het mag wel. Ik zei dat een beetje met een ondertoon waaruit u kunt afleiden dat ik het heel mooi zou vinden als ze daar zelf toe zouden besluiten. Tegelijkertijd: ik ga het ze niet vragen. Het staat niet in de wet. Het hoeft niet. Maar er zit wel iets logisch in dat als degene die jou vertegenwoordigt het wel doet, je op enig moment misschien denkt: dat kunnen wij ook.

De heer Van Hattem (PVV):

Het gaat hierbij volgens mij niet alleen om vertegenwoordiging, maar ook om uitvoeringstaken. Ik heb straks al het voorbeeld van BIJ12 genoemd, dat onder het IPO ressorteert voor uitvoeringstaken van de overheid. In de Woo staat in artikel 4.1, lid 1, dat het verzoek kan worden ingediend bij een bestuursorgaan, maar ook bij een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In dat laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek. Kunnen we hier voor de wetsgeschiedenis en de bedoeling van de wetgever vaststellen dat een koepelorganisatie valt onder de strekking van een onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan vallende instelling, of iets dergelijks?

Minister Ollongren:

Nee, dat denk ik niet. Als dat zo was, had dat expliciet zo in de wet moeten staan. Dat is niet zo. Het betreft hier verenigingen. Ze vallen daar niet onder. Vertegenwoordigers van een organisatie kunnen in hun hoedanigheid als gedeputeerde, wethouder of wat dan ook wel weer verbonden zijn met een bestuursorgaan. Die omweg is er dus misschien wel, maar zoals de heer Van Hattem het hier uitlegt, kan het niet.

De heer Van Hattem (PVV):

Dan blijf ik me erover verbazen dat deze koepelorganisaties uitvoeringstaken van de overheid op zich nemen, bijvoorbeeld een organisatie als BIJ12. Als iemand een Wob-verzoek of straks een Woo-verzoek indient over documenten die onder de uitvoeringsorganisatie van bijvoorbeeld de provinciale overheid vallen die namens die overheid bij BIJ12 gestationeerd is, kan dus worden geweigerd omdat het IPO een privaatrechtelijke instelling is. Of kan de minister aangeven dat juist bij zulk soort uitvoeringstaken dit wel degelijk onder de Woo zou moeten vallen?

Minister Ollongren:

Ik kan het niet duidelijker zeggen dan ik het net heb gezegd. De koepels als zodanig vallen er gewoon niet onder. Overheden die aangesloten zijn bij die koepels wel. Zo simpel is het volgens mij.

Kamerstukken I 2021/22, nr. 1, item 11, p. 49-51 (Handelingen)

Een aantal sprekers hebben geen vragen aan mij gesteld, maar ik heb wel goed naar hen geluisterd. Mevrouw Gerkens heeft wel een vraag gesteld. Ik zeg graag toe dat ik de Eerste Kamer zal informeren over het aansluitplan voor PLOOI en de verschillende organisaties daarbij. Ik heb gezegd dat we dat dit jaar afronden. Ik hoop dat het lukt om de Kamer nog dit jaar te informeren. Anders wordt het begin volgend jaar. Er wordt nu heel hard aan gewerkt.

Ik meen dat mevrouw Gerkens nog een vraag heeft gesteld. Dat is ook zo. Wanneer bepaal je nou welke bestuursorganen aansluiten en hoe? Eerst is er het overleg met betrokken partijen. Ik heb de koepels genoemd, maar het gaat natuurlijk ook over de departementen en de uitvoeringsorganisaties binnen het Rijk. Het is dus een overleg met hen. Wat kunnen ze? Wat willen ze? Ik zal daar in die brief op ingaan. Vervolgens gaat het inderdaad bij KB, per tranche, zou ik bijna zeggen. Wat ga je doen en welke bestuursorganen gaan daaraan meedoen? Ik zal zorgen dat het in die brief inzichtelijk wordt.

Kamerstukken I 2021/22, nr. 1, item 11, p. 69 (Handelingen)