Selecteer een pagina

Artikel 2.4 Zorgplicht en openbaarmaking

1. Een bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de documenten die het ontvangt, vervaardigt of anderszins onder zich heeft, zich in goede, geordende en toegankelijke staat bevinden.

2. Een bestuursorgaan draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.

3. Indien een bestuursorgaan overeenkomstig deze wet informatie openbaar maakt, geschiedt dat op zodanige wijze dat de belanghebbende en belangstellende burger zoveel mogelijk wordt bereikt en op de volgende algemeen toegankelijke wijze:

a. in elektronische vorm, in een machinaal leesbaar open formaat, samen met de metadata, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG 2003 L 345), zoals deze is gewijzigd bij Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2013 L 175);
b. of, indien verstrekking in een machinaal leesbaar open formaat redelijkerwijs niet gevergd kan worden, in andere elektronisch doorzoekbare vorm;
c. of, indien elektronische verschaffing redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door verstrekking van een kopie van de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken;
d. of, indien verstrekking van een kopie of de letterlijke inhoud redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, inlichtingen daaruit te verschaffen of door terinzagelegging.

4. Een bestuursorgaan is niet verantwoordelijk voor de juistheid of de volledigheid van door derden opgestelde informatie.

5. Indien het bestuursorgaan kennis draagt van de onjuistheid of onvolledigheid van de verstrekte informatie, doet het hiervan mededeling.

6. Indien het bestuursorgaan informatie verstrekt, verstrekt het zo nodig, en voor zover deze informatie voorhanden is, tevens informatie over de methoden die zijn gebruikt bij het samenstellen van de informatie.

Parlementaire behandeling

  • Wetsvoorstel Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 8)
  • Memorie van toelichting Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 9)
  • 2e nota van wijziging Woo (33 328, nr. 14)
  • 3e nota van wijziging Woo (33 328, nr. 20)
  • Handelingen Initiatiefwetsvoorstel Woo (33 328, nr. 72, item 15)
  • Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 8, p. 1 (VvW novelle n.a.v. advies RvS)
  • Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 9, p. 1 (MvT novelle n.a.v. advies RvS)
  • Nadere memorie van antwoord (33 328, nr. S)
  • Handelingen Initiatiefwetsvoorstellen – Snels/Sneller Wet open overheid (nr. 1, item 11)

Wetsvoorstel Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 8)

Artikel 2.4 Zorgplicht en openbaarmaking

1.Onverminderd het bepaalde in de Archiefwet 1995, draagt een bestuursorgaan er zorg voor dat de documenten die het ontvangt, vervaardigt of anderszins onder zich heeft, zich in goede, geordende en toegankelijke staat bevinden.

2.Een bestuursorgaan draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.

3.Indien een bestuursorgaan overeenkomstig deze wet informatie openbaar maakt, geschiedt dat op zodanige wijze dat de belanghebbende en belangstellende burger zoveel mogelijk wordt bereikt en op de volgende algemeen toegankelijke wijze:

a.in elektronische vorm, in een machinaal leesbaar open formaat, samen met de metadata, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG 2003 L 345), zoals dit artikel is gewijzigd bij Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2013 L 175);

b. of, indien elektronische verschaffing redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door verstrekking van een kopie van de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken;

c. of, indien verstrekking van een kopie of de letterlijke inhoud redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, inlichtingen daaruit te verschaffen of door terinzagelegging.

4. Een bestuursorgaan is niet verantwoordelijk voor de juistheid of de volledigheid van door derden opgestelde informatie.

5. Indien het bestuursorgaan kennis draagt van de onjuistheid of onvolledigheid van de verstrekte informatie, doet het hiervan mededeling.

6. Indien het bestuursorgaan informatie verstrekt, verstrekt het zo nodig, en voor zover deze informatie voorhanden is, tevens informatie over de methoden die zijn gebruikt bij het samenstellen van de informatie.

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 8, p. 3-4 (VvW n.a.v. advies RvS)

Memorie van toelichting Woo n.a.v. advies RvS (33 328, nr. 9) – artikelsgewijze toelichting

Artikel 2.4 Zorgplicht en openbaarmaking

Het eerste lid van dit artikel komt deels overeen met artikel 3 van de Archiefwet 1995. Het zinsdeel «de onder hen berustende archiefbescheiden» is vervangen door «de documenten die het ontvangt, vervaardigt of anderszins onder zich heeft». De bepaling over het vernietigen van archiefbescheiden uit artikel 3 van de Archiefwet 1995 blijft tot het domein van de Archiefwet 1995 behoren.

Deze bepaling is in dit wetsvoorstel onmisbaar. Immers, het recht op toegang tot publieke informatie is volstrekt illusoir als de betreffende documenten in een staat verkeren waardoor ze feitelijk niet raadpleegbaar zijn. Overigens zal een orgaan dat niet aan artikel 2.4 voldoet in het algemeen problemen hebben met een goede uitvoering van zijn taak.

Het tweede lid komt overeen met artikel 2, tweede lid, van de Wob, dat aan de Wob is toegevoegd met de implementatiewet EG-richtlijnen eerste en tweede pijler Verdrag van Aarhus. Burgers hebben belang bij actuele, nauwkeurige en vergelijkbare informatie. Deze bepaling legt vast dat er in dit verband een zorgplicht op de organen rust. Zoals reeds in de toelichting bij artikel 2, tweede lid, van de Wob is aangegeven, brengt deze bepaling geen bewerkingsplicht voor het orgaan met zich. Een en ander betekent niet dat het orgaan moet instaan voor de juistheid en volledigheid van verstrekte informatie. Die verantwoordelijkheid wordt in het vierde lid dan ook uitgesloten. Hieruit volgt dat het bestuursorgaan geen onderzoeksplicht heeft naar de juistheid en volledigheid. Wel dient een orgaan naar beste weten te handelen. Wanneer het weet heeft van mogelijke tekorten in juistheid of volledigheid, mag het dat niet verzwijgen, maar dient het daarvan ook melding te maken. Daartoe strekt het nieuwe vijfde lid, waarvoor in de Wob geen equivalent bestond. Wanneer een orgaan willens en wetens minder betrouwbare informatie naar buiten brengt als ware deze juist en volledig, dan dreigen transparantie en voorlichting trekken van propaganda aan te nemen die niet passen in de democratische rechtsstaat.

Het derde lid schrijft voor dat elektronische verstrekking geschiedt op een algemeen toegankelijke wijze. Dat wil ten eerste zeggen dat de verstrekking voor zover mogelijk elektronisch geschiedt en zodanig dat de informatie in een machinaal leesbaar open formaat wordt geleverd, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de Richtlijn hergebruik. Van een dergelijke voor hergebruik geschikte openbaarmaking kan onder meer worden afgezien als hergebruik van persoonsgegevens niet is toegestaan op grond van het voorgestelde artikel 6.3. Elektronisch verstrekken is verstrekking waarbij gebruik wordt gemaakt van software die algemeen gebruikelijk is en zo mogelijk gratis beschikbaar is, of die door verschillende besturingssystemen kan worden gelezen. Ten tweede moet verstrekt worden op zodanige wijze dat de belanghebbende en belangstellende burger zoveel mogelijk wordt bereikt. Dat komt overeen met wat ook wordt bepaald in artikel 8, tweede lid, van de Wob, ten aanzien van informatieverstrekking uit eigen beweging. Het laatste zinsdeel van dat artikellid van de Wob, namelijk dat informatie wordt verschaft op zodanige tijdstippen, dat belanghebbenden en belangstellende burgers hun inzichten tijdig ter kennis van het bestuursorgaan kunnen brengen, keert op deze plek en in die vorm niet terug. Artikel 2.4 betreft alle vormen van informatieverstrekking, of het nu uit eigen beweging is of op verzoek. Voor beide vormen wordt elders in het wetsvoorstel bepaald wat de termijn is waarbinnen de informatie openbaar gemaakt of verstrekt moet worden.

Het zesde lid komt overeen met artikel 7, derde lid, van de Wob. Artikel 7, derde lid, is per 8 juli 2005 aan de Wob toegevoegd bij de Implementatiewet EG-richtlijnen eerste en tweede pijler Verdrag van Aarhus,115 ter implementatie van artikel 8, tweede lid, van richtlijn2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PbEU L 41). De bepaling verplicht overheidsorganen om bij de verstrekking van bepaalde milieu-informatie – zo mogelijk – informatie te vertrekken over de wijze waarop deze informatie tot stand is gekomen. De verplichting in de huidige Wob betreft de milieu-informatie, bedoeld in artikel 19.1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet milieubeheer, te weten: factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu die (…) het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten.

In de Wob was deze bepaling opgenomen in het artikel over de vorm waarin gevraagde informatie moet worden verstrekt. In onderhavig voorstel van wet is gekozen voor opneming in het artikel betreffende de kwaliteit van de verstrekte informatie. De reikwijdte wordt dan ook uitgebreid naar alle informatie. Zoals reeds bij de toelichting bij artikel 7, derde lid, van de Wob is aangegeven,116 brengt deze bepaling niet de verplichting met zich om de informatie over de totstandkoming van de milieu-informatie of andere informatie te vergaren. Het gaat uitsluitend om de vermelding van de bij het overheidsorgaan bekende meetmethodes of gebruikte standaardprocedures.

Verder wordt erop gewezen dat informatie verstrekken in dit artikel zowel ziet op het openbaar maken van informatie uit eigen beweging op grond van hoofdstuk 3, als op de verstrekking van informatie op verzoek op grond van hoofdstuk 4.

Voetnoten

115. Wet van 23 juni 2005, houdende wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995 ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PbEU L 41) en van richtlijn nr. 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma’s betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de Richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU L 156) (Implementatiewet EG-richtlijnen eerste en tweede pijler Verdrag van Aarhus), Stb. 2005, 341.

116. Kamerstukken II 2004/05, 29 877, nr. 3, p. 10.

Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 69-71 (MvT n.a.v. advies RvS)

2e nota van wijziging Woo (33 328, nr. 14)

In artikel 2.4, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

  1. in elektronische vorm, in een machinaal leesbaar open formaat, samen met de metadata, waarbij het formaat en de metadata voor zover mogelijk voldoen aan formele open standaarden, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de richtlijn;.

Kamerstukken II 2014/15, 33 328, nr. 14, p. 2 (2eNvW)

Artikel 2.4, derde lid, onderdeel a

Aan dit onderdeel is de zinsnede «waarbij het formaat en de metadata zoveel mogelijk voldoen aan formele open standaarden» toegevoegd om de omschrijving beter in overeenstemming te brengen met artikel 5, eerste lid, van de Hergebruikrichtlijn.

Kamerstukken II 2014/15, 33 328, nr. 14, p. 16 (2eNvW)

3e nota van wijziging Woo (33 328, nr. 20)

In artikel 2.4, derde lid, onderdeel a, wordt «de richtlijn» vervangen door: Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG 2003 L 345), zoals deze is gewijzigd bij Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2013 L 175).

Kamerstukken II 2016/16, 33 328, nr. 20, p. 1-2 (3eNvW)

3e nota van wijziging Woo (33 328, nr. 20) – artikelsgewijze toelichting

Vervallen bepalingen hergebruik (1, 2, 3, 5, 9, 13, 16)

Inmiddels is de Wet hergebruik van overheidsinformatie in werking getreden. De regering heeft in het kader van de implementatie van Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG 2003 L 345) de hergebruikbepalingen uit de Wet openbaarheid van bestuur gehaald en ondergebracht in een zelfstandige Wet hergebruik van overheidsinformatie. De regering volgde hiermee een advies van de Raad van State. De Tweede en Eerste Kamer hebben dit wetsvoorstel inmiddels aanvaard en de Wet hergebruik van overheidsinformatie is op 1 juli 2015 in werking getreden. Daarmee passen de hergebruikbepalingen van hoofdstuk 6 van de Woo, die zijn bedoeld ter vervanging van hoofdstuk VA van de Wob, niet langer in deze wet. Om deze reden worden in deze nota van wijziging in de Woo alle bepalingen geschrapt die op hergebruik betrekking hebben. Omdat in artikel 2.1 de definitie van Hergebruikrichtlijn vervalt, wordt de citeertitel van deze richtlijn in artikel 2.4, derde lid, onderdeel a, voluit geschreven. Wel worden de bepalingen over misbruik en omvangrijke verzoeken uit de artikelen 8.3 en 8.4 van de Woo via een nieuw artikel 9.61 toegevoegd aan de Wet hergebruik van overheidsinformatie, op dezelfde wijze als ook de regering voorstelde in de nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur in verband met aanvullingen ter voorkoming van misbruik (Kamerstukken II, 34 106, nr. 7).

Kamerstukken II 2015/16, 33 328, nr. 20, p. 9 (3eNvW)

Handelingen Initiatiefwetsvoorstel Woo (33 328, nr. 72, item 15)

Verder vroeg het CDA naar de zorgplicht van een bestuursorgaan voor de verstrekte informatie. Het CDA refereert aan het feit dat die informatie volgens de Wet open overheid actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar moet zijn en vraagt of het hier ook om volledigheid gaat, aangezien de verantwoordelijkheid voor de juistheid en de volledigheid van door derden opgestelde informatie wordt uitgesloten. De woorden “actueel”, “nauwkeurig” en “vergelijkbaar” zijn ontleend aan artikel 2 van de Wet openbaarheid van bestuur en leiden dus niet tot een verbetering bij het invoeren van de Wet open overheid. Het klopt dat bestuursorganen in het kader van de Wet open overheid zorg moeten dragen voor de kwaliteit van informatie. Dat moeten ze nu ook. De terminologie “zo veel als mogelijk” is daarbij leidend. Van bestuursorganen kan slechts een invulling van de zorgplicht worden verwacht die redelijkerwijs van een bestuursorgaan kan worden gevergd. Ook de volledigheid van informatie valt daaronder. Informatie moet zo volledig als mogelijk worden aangeleverd. Dat betekent niet dat bestuursorganen naar aanleiding van een verzoek om informatie ontbrekende informatie moeten gaan verzamelen, maar bijvoorbeeld wel dat het bestuursorgaan aangeeft dat bepaalde informatie niet beschikbaar is, zodat uit de wel beschikbare informatie niet de verkeerde conclusie wordt getrokken.

Kamerstukken II 2015/16, 33 328, nr. 72, Item 15, p. 12 (Handelingen)

Wetsvoorstel novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 8)

Artikel 2.4 wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het eerste lid wordt «Onverminderd het bepaalde in de Archiefwet 1995, draagt een bestuursorgaan» vervangen door «Een bestuursorgaan draagt».

2. De punt aan het slot van het derde lid, onderdeel a, wordt vervangen door een puntkomma.

3. In het derde lid wordt, onder verlettering van de onderdelen b en c tot c en d, na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. of, indien verstrekking in een machinaal leesbaar open formaat redelijkerwijs niet gevergd kan worden, in andere elektronisch doorzoekbare vorm;

Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 8, p. 2 (VvW novelle n.a.v. advies RvS)

Memorie van Toelichting novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 9) – algemene toelichting

Zoals hierboven is toegelicht, stellen de initiatiefnemers voor het middel register in de Woo te vervangen door bepalingen die moeten borgen dat de digitale informatiehuishouding van de overheid structureel wordt verbeterd. Uitgangspunt is dat ieder bestuursorgaan voldoet aan artikel 3 van de Archiefwet 1995 dat de documenten die de bestuursorganen ontvangen, vervaardigen of anderszins onder zich hebben, zich in goede, geordende en toegankelijke staat bevinden. Die algemene zorgplicht is (bij wijze van verwijzing naar de Archiefwet 1995) reeds overgenomen in de Woo (artikel 2.4). Die zorgplicht betekent ook dat bestuursorganen de verplichting hebben om maatregelen te treffen. In artikel 6.1 is dit – wat betreft de duurzame toegankelijkheid van digitale documenten – geëxpliciteerd.

Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 9, p. 6 (MvT novelle n.a.v. advies RvS)

Memorie van Toelichting novelle Woo n.a.v. advies RvS (35 112, nr. 9)

Onderdeel F (artikel 2.4 Woo)

Artikel 2.4 wordt op drie onderdelen gewijzigd. In het eerste lid vervalt de zinsnede «Onverminderd het bepaalde in de Archiefwet 1995». Deze zinsnede wekte ten onrechte de indruk dat op dit punt met de Woo iets wordt toegevoegd aan de Archiefwet 1995. In het derde lid wordt naast een redactionele correctie de mogelijkheid geschapen om, als een document niet in een machinaal leesbaar open format is opgesteld, het document in een andere elektronische vorm te verstrekken. Zonder deze aanpassing van dit artikel zou een document dat niet machinaal leesbaar is, niet elektronisch verstrekt kunnen worden. Als een document niet in machinaal leesbare vorm beschikbaar is, maar wel in andere elektronische vorm, is verstrekking in die andere elektronische vorm toegestaan.

Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 9, p. 20 (MvT novelle n.a.v. advies RvS)

Nadere memorie van antwoord (33 328, nr. S)

In de artikelsgewijze toelichting in de memorie van toelichting staat bij artikel 2.2 (Reikwijdte) op pagina 45 ‘De reikwijdte strekt niet zo ver dat ook informatie die berust bij Kamerleden of verbanden van Kamerleden eronder valt.’ De leden van de PvdA-fractie lezen dit zo dat informatie-uitwisseling tussen individuele fractieleden, tussen fractieleden en hun fracties en tussen verschillende fracties niet onder de reikwijdte van de Woo valt. Is deze lezing juist? Geldt dit ook voor berichten van individuele fractieleden of fracties aan ambtenaren van de griffie, de HC, de Kamervoorzitter, het Presidium en het College van Senioren?

De initiatiefnemers zijn van oordeel dat de lezing van de leden van de PvdA-fractie juist is dat informatieuitwisseling tussen individuele fractieleden, tussen fractieleden en hun fracties en tussen verschillende fracties niet onder de reikwijdte van de Woo valt. Berichten van individuele fractieleden aan de HC, de Kamervoorzitter, het Presidium en het College van Senioren berusten bij de Eerste Kamer en vallen, omdat de Woo van toepassing is op de Eerste Kamer, in beginsel onder de Woo, zodat om die berichten kan worden verzocht. Hieruit volgt nadrukkelijk niet dat deze berichten daarmee openbaar zijn. In veel gevallen zullen uitzonderingen uit de artikelen 5.1 en 5.2 Woo van toepassing zijn. Een aparte regeling geldt voor berichten aan ambtenaren van de griffie. In artikel 5.4a Woo is bepaald dat informatie niet openbaar is die betrekking heeft op ambtelijke ondersteuning van individuele Kamerleden. Hoewel die informatie bij de (griffie of een andere dienst van) de Eerste Kamer berust, is deze informatie toch niet openbaar.

Zou radicale verbreding van de reikwijdte van deze wet – ook de gebeurtenissen als beschreven in het rapport ‘ongekend onrecht in ogenschouw nemend – niet veel vernieuwender zijn en passen bij een veranderende en transparantere overheid die dienstbaar is aan de samenleving, zo vragen de leden van de Fractie-Nanninga.

De initiatiefnemers zijn van oordeel dat met de Woo belangrijke stappen worden gezet die kunnen bijdragen aan een veranderende en transparantere overheid die dienstbaar is aan de samenleving. Zij stellen voor die stappen thans te zetten. Daarnaast staan zij open voor aanvullende voorstellen.

Kamerstukken I 2020/21, 33 328, nr. S, p. 3 (NMvA)

Handelingen Initiatiefwetsvoorstellen – Snels/Sneller Wet open overheid (nr. 1, item 11)

Minister Ollongren:

Er zijn ook vragen over Caribisch Nederland gesteld, ook door de heer Ganzevoort dacht ik. Ten eerste is in artikel 2.2 de reikwijdte van de Woo opgenomen. Er staat in de memorie van toelichting bij dat artikel dat de Woo niet van toepassing is op de bestuursorganen van de drie openbare lichamen van Caribisch Nederland en de Rijksvertegenwoordiger. Op deze organen is de Wet openbaarheid van bestuur BES van toepassing. Als antwoord op de vraag of de burgers in Caribisch Nederland belang hebben bij een transparante overheid — dat was een van de vragen — zou ik wel zeggen: ja, dat lijkt mij vanzelfsprekend. Als antwoord op de vraag of dat ertoe zou leiden dat het kabinet misschien de Wob BES zou willen aanpassen aan de Woo, zou ik zeggen: op het gebied van openbaarheid wel. Maar we hebben ook nog te maken met de hele complexiteit van de dienstverlening zoals we die organiseren in Caribisch Nederland. Dat is eigenlijk een veel bredere agenda. Er wordt beoogd om met de openbare lichamen tot een uitvoeringsagenda te komen. Er zou ook ambtelijk en bestuurlijk overleg plaatshebben met de bestuurders in Caribisch Nederland. Ik wil niet zeggen: we gaan de Woo ook daar van toepassing verklaren. Dat kan niet en dat staat ook echt niet in de wet. Maar ik denk wel dat het goed is om actieve openbaarmaking in de context van die gesprekken mee te nemen en op de agenda te zetten.

Kamerstukken I 2021/22, nr. 1, item 11, p. 55 (Handelingen)

[Minister Ollongren:]

Voorzitter. Er waren nog een aantal vragen en moties. Ik doe het gewoon in de volgorde van de sprekers. Ik begin met de heer Ganzevoort. Hij stelde misschien wel de meest uitgebreide vraag, dus dit is het meest uitgebreide antwoord dat ik nog geef in deze tweede termijn. Hij vroeg naar de mogelijkheden die er zijn binnen de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen om de verplichting tot transparantie materieel gelijk te trekken tussen verschillende instellingen binnen dezelfde sector. Dat was zijn punt. Eigenlijk zegt hij: “Wat kan er aan verplichtingen worden opgelegd aan semipublieke instellingen en private bedrijven? Wat kan er nu en wat kan er in de toekomst?” Daarbij is juridisch en politiek relevant dat het wetsvoorstel geen grondslag meer biedt om semipublieke instellingen via een AMvB onder de reikwijdte van de Woo te brengen, laat staan private instellingen. De Tweede Kamer heeft daar met het aannemen van het amendement-Bisschop duidelijk stelling in genomen. Ze heeft de reikwijdte van de wet dus tot de publieke sector willen beperken, met als argument dat een uitbreiding niet past in de in Nederland geldende staatsrechtelijke verhoudingen. Er is dus geen juridische ruimte om transparantie op verplichte wijze gelijk te trekken. Dat ligt dus ook aan het ontbreken van politiek draagvlak daarvoor in de Tweede Kamer.

Verder verwijs ik naar wat initiatiefnemers in reactie op deze vraag al hebben toegelicht. Het onderscheid binnen sectoren, bijvoorbeeld tussen openbare en bijzondere scholen, is meer een onderscheid dat voortvloeit uit het algemeen bestuursrecht dan uit de openbaarheidswetgeving. Dat laat overigens onverlet dat ín een sector, bijvoorbeeld het onderwijs, wel afspraken kunnen worden gemaakt over het vrijwillig openbaar maken van informatie, ook door scholen of universiteiten die niet onder de Woo vallen. Ik hoop dat ik daarmee de heer Ganzevoort op dít punt een helder antwoord heb kunnen geven.

Hij informeerde ook nog naar Caribisch Nederland. Mijn toezegging zonet was dat wij ervoor zullen zorgen dat het onderdeel wordt van de gesprekken. Het is altijd belangrijk bij de BES om je af te vragen wat er kan. Dat moet gewoon in overleg worden bezien. Dat is vaak echt wel maatwerk, door te kijken wat de eilanden zelf willen, maar het staat wat mij betreft gewoon op de agenda.

Kamerstukken I 2021/22, nr. 1, item 11, p. 67 (Handelingen)