Selecteer een pagina

2. Huidige openbaarheidsregelingen

2. Huidige openbaarheidsregelingen

In dit hoofdstuk van de toelichting wordt de huidige juridische situatie omtrent openbaarheid uiteengezet en worden verschillende nota´s, adviezen en evaluaties behandeld. Zowel de totstandkomingsgeschiedenis van de huidige Wob en de latere rapporten daarover, bevatten behulpzame aanwijzingen voor dit voorstel en dienen daarom besproken te worden. Omdat verschillende internationale juridische verplichtingen en ontwikkelingen hebben bijgedragen aan de huidige openbaarheidspraktijk en ook ten grondslag liggen aan dit voorstel, komen zij ook hier aan bod.

2.1 Voorgeschiedenis van de Wet openbaarheid van bestuur
Een belangrijke aanjager in de strijd om te komen tot een wet op de openbaarheid van bestuur was het in 1970 aangenomen rapport Openbaarheid openheid van de Commissie Heroriëntatie Overheidsvoorlichting, dat onder leiding stond van mr. B.W. Biesheuvel. Het rapport, dat ook een voorontwerp voor een wet openbaarheid bestuur bevatte, stelde dat de burger het recht zou moeten krijgen op informatie over het gevoerde en het te voeren bestuur. Het rapport werd kritisch ontvangen door de regering en de Raad van State. Openbaarheid was volgens hen geen doel op zich, maar een middel om te komen tot een betere communicatie tussen overheid en burger.4

De toelichting bij het wetsvoorstel dat vervolgens in 1974 door de regering werd ingediend spreekt desalniettemin ook van een recht van de burger op passieve openbaarheid. In het wetsvoorstel wordt dit recht niet expliciet genoemd; weigering van informatie kon desalniettemin alleen bij toepassing van één van de in de wet genoemde weigeringsgronden, of wanneer dat redelijkerwijs niet in overeenstemming zou zijn met de eisen van goede en democratische bestuursvoering. Voorts legde de toelichting de nadruk op de positieve werking van openbaarheid voor de democratische bestuursvoering.

Het wetsvoorstel werd in 1978 aangenomen en trad in 1980 in werking.

In 1983 werd de wet geëvalueerd door de Evaluatiecommissie wet Openbaarheid, wederom onder leiding van oud-Minister-President B.W. Biesheuvel. Het rapport Openbaarheid tussen gunst en recht kwam met 39 aanbevelingen waaronder de versterking van de actieve openbaarheid, het beperken van de verstrekkingstermijn van informatie tot vijf werkdagen, het verplichten van overheden om in hun begroting aandacht te besteden aan openbaarheid, en het verrichten van een studie naar een Wob-databank. Voorts richtte de Evaluatiecommissie de aandacht op het mogelijk verbreden van de reikwijdte van de wet, op onder andere alle (zelfstandige) bestuursorganen, de nutsbedrijven en gesubsidieerde instellingen. In het wetsvoorstel ter vervanging van de wet uit 1978 werd een deel van de aanbevelingen van de Evaluatiecommissie overgenomen, maar al met al bracht het voorstel nauwelijks een verbetering met zich mee voor de openbaarheid. De uitzonderingsgrond om informatie te weigeren vanwege persoonlijke beleidsopvattingen in documenten bestemd voor intern beraad werd uitgebreid. De wet trad op 1 mei 1992 in werking.5

De wet is sindsdien onder andere aangepast om de toepassing te vergroten tot alle bestuursorganen, tenzij bij algemene maatregel van bestuur uitgezonderd. Voorts is de wet in 2004 gewijzigd ter implementatie van het Verdrag van Aarhus, dat Nederland op 29 maart 2004 heeft geratificeerd. Hierdoor zijn voor milieu-informatie nu op onderdelen andere regels van toepassing. In 2006 is hoofdstuk V-A aan de wet toegevoegd ter implementatie van richtlijn nr. 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG L345/90).6 In 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen inwerking getreden, waarmee de termijnoverschrijdingen bij onder andere verzoeken op basis van de wet openbaarheid bestuur zouden worden teruggedrongen.7 Tegelijkertijd is de termijn om te beslissen op een verzoek verruimd tot vier weken, met de mogelijkheid om de beslissing met nog eens vier weken te verdagen.

In mei 2011 kondigde de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan te komen met voorstellen om de huidige Wob op punten aan te passen. In juli 2012 is daartoe een voorstel ter consultatie openbaar gemaakt op www.internetconsultatie.nl .

2.2 Bijzondere openbaarmakingsregimes en andere regelingen
De huidige Wob bevat een algemeen regime ter bevordering van de openbaarheid. Bij wet kan van dit regime worden afgeweken en dat is verscheidene gevallen ook gebeurd. Alleen als het openbaarheidsregime in de bijzondere wet als uitputtend kan worden aangemerkt, worden de regels van de Wob buiten toepassing gelaten en het is in het huidige stelsel uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of hiervan sprake is. Alleen in een enkel geval strekt dit voorstel tot wijziging van andere regelingen dan het algemene regime en het is derhalve onnodig om alle bijzondere openbaarmakingsregimes hier aan bod te laten komen. Wel probeert dit voorstel de verhouding tussen de algemene en de bijzondere regelingen te verhelderen. Zie daarvoor paragraaf 4.9 van deze toelichting.

2.3 Europese en internationale verplichtingen en standaarden
Vanwege het belang van openbaarheid voor de democratische bestuursvoering en effectuering van mensenrechten zijn ook in internationaal verband afspraken gemaakt. Nederland is daarbij altijd actief betrokken geweest en dit voorstel is vanzelfsprekend in overeenstemming met internationale verplichtingen en zoveel mogelijk in lijn met internationale ontwikkelingen

Verdrag van Aarhus

Het verdrag van Aarhus is in 1998 tot stand gekomen in het kader van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties en voorziet in een regeling inzake toegang tot milieu-informatie.8 Nederland heeft Verdrag in 2004 zonder voorbehoud geratificeerd.9 Milieu-informatie is in het Verdrag ruim gedefinieerd en omvat onder andere informatie, in welke vorm dan ook vastgelegd, over de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht, water, bodem, biologische diversiteit en factoren zoals stoffen, energie, straling en geluid die het milieu kunnen aantasten.

Partijen bij dit Verdrag dienen verschillende zaken te waarborgen, bijvoorbeeld dat overheidsfunctionarissen het publiek bijstaan en begeleiden bij het verkrijgen van toegang tot informatie. De uitzonderingsgronden op de toegang tot milieu-informatie zijn zeer beperkt. Bij dreigend gevaar moet aan het publiek alle informatie worden verschaft die het in staat kan stellen om schade te voorkomen of te beperken. De overheid moet het publiek voorts behulpzaam zijn bij het vinden van informatie en voorzieningen treffen, zoals registers en elektronische ontsluiting.

In dit voorstel is zoveel mogelijk geprobeerd om de normen die gelden voor milieu-informatie ook toe te passen op alle anderen soorten informatie. Het is onwenselijk en onnodig om twee uiteenlopende informatieregimes te creëren. Desalniettemin is op enkele punten voor milieu-informatie wel gekozen af te wijken van de algemene normen, aangezien de afwegingen die in het Verdrag zijn gemaakt niet voor alle soorten informatie geschikt zijn.

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR)

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in 2009 geoordeeld dat, op grond van artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens dat de vrijheid van meningsuiting vastlegt, in bepaalde gevallen de overheid de toegang tot overheidsdocumenten niet mag weigeren.10 Het EHRM had al eerder geoordeeld dat in individuele gevallen de overheid gehouden kon worden informatie te verstrekken, maar dat was dan steeds op grond van een ander recht, zoals het recht op een eerlijk proces. Door te oordelen dat toegang tot informatie die berust bij overheidsorganen nu ook noodzakelijk kan zijn voor de vrijheid van meningsuiting heeft het EHRM het belang van toegang tot overheidsinformatie erkend en een belangrijke stap gezet in het door heel Europa garanderen van dit recht. In 2010 heeft voor het eerst een Nederlandse rechter artikel 10 EVRM gebruikt bij de toepassing van de huidige Wob.11

Volgens prof. A.W. Hins heeft de genoemde uitspraak van het EHRM verschillende gevolgen voor het Nederlandse openbaarheidsregime.12 Zo dient bijvoorbeeld bij de toepassing van de uitzonderingsgronden altijd het belang van openbaarheid te worden meegewogen en kunnen ook anderen dan bestuursorganen gehouden worden toegang te geven tot publieke informatie.

Het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) erkent net als het EVRM het recht op de vrijheid van meningsuiting en stelt daarnaast vast dat dit recht ook het ontvangen en doorgeven van informatie omvat. De Human Rights Committee van de Verenigde Naties stelde in 2011 bij de uitleg van het IVBPR dat «Article 19, paragraph 2 embraces a right of access to information held by public bodies».13

Daarnaast moet nog worden opgemerkt dat in 1946 in de eerste vergadering van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties resolutie 59(1) werd aangenomen, waarin het volgende werd gesteld: «Freedom of information is a fundamental human right and is the touchstone of all the freedoms to which the UN is consecrated».

Europese Unie

Binnen de Europese Unie komen de thema’s transparantie, toegang tot en gebruik van overheidsinformatie op verschillende wijzen aan de orde. Er is een regeling betreffende de toegang tot documenten van de Europese instellingen en een algemene richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie van de lidstaten. Ook is binnen de EU gekozen voor een rechtenbenadering. Zo is het recht op toegang tot documenten opgenomen in artikel 42 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Daarnaast zijn er specifieke richtlijnen en verordeningen waarin transparantie een rol speelt. Voor dit voorstel zijn met name twee regelingen van belang.

Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PbEG L 145/43), ook wel de EuroWob genoemd, regelt de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. De Verordening is een uitwerking van artikel 15 VWEU, dat iedere EU-burger recht geeft op toegang tot documenten van instellingen, organen of instanties van de Unie. De Verordening hanteert een documentenstelsel in die zin dat zij recht geeft op toegang tot documenten. De uitzonderingsgronden zijn vergelijkbaar met die in de huidige Wob, behalve dat er geen algemene restcategorie is. Een aantal uitzonderingsgronden kan bovendien niet worden toegepast indien een hoger belang openbaarmaking gebiedt. De uitzonderingen zijn uitdrukkelijk in de tijd gelimiteerd.

De beslistermijn bedraagt zowel in eerste aanleg als in heroverweging vijftien werkdagen na registratie. In uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld wanneer het verzoek een zeer groot aantal documenten betreft, kan de termijn met vijftien dagen worden verlengd. De instellingen moeten een voor het publiek toegankelijk documentenregister hebben. Zij moeten voorlichting geven over de rechten inzake toegang en burgers behulpzaam zijn. Zij moeten faciliterende administratieve praktijken ontwikkelen en in een jaarlijks verslag melding maken van de afwijzingen van verzoeken. Inzage ter plekke, kopieën van minder dan twintig pagina’s A4-formaat en elektronische toegang zijn kosteloos.

Richtlijn nr. 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG L345/90) beoogt harmonisatie van het recht met betrekking tot het hergebruik van overheidsinformatie binnen de EU. In dit voorstel zijn de bepalingen omtrent hergebruik van overheidsinformatie neergelegd in hoofdstuk 6.

Verdrag van Tromsø

In 2009 is het Verdrag van de Raad van Europa over toegang tot officiële documenten (Verdrag van Tromsø) tot stand gekomen in Tromsø, Noorwegen.14 Nederland heeft het Verdrag nog niet ondertekend, hoewel het zeer nauw betrokken was bij de totstandkoming.15

Het Verdrag verplicht Partijen eenieder het recht op toegang te bieden tot alle officiële documenten die berusten bij overheidsorganen, of private partijen, voor zover deze publiek gezag uitoefenen. Verzoekers hoeven bij hun verzoek geen belang te stellen en worden op gelijke wijze behandeld. Alleen kopieerkosten mogen de verzoeker in rekening worden gebracht.

Toegang tot informatie mag alleen worden geweigerd als dat een belang zou schaden dat in een limitatieve lijst van uitzonderingsgronden is opgenomen. Bovendien moet de weigering proportioneel zijn tot de te beschermen belangen en moet alsnog tot openbaarmaking worden overgegaan als dit in het publieke belang is. Een uitzonderingsgrond als in het huidige artikel 10 lid 2 sub g Wob, dat openbaarmaking achterwege laat bij onevenredige benadeling, ontbreekt. Partijen bij het Verdrag kunnen een tijdslimiet aan de uitzonderingsgronden verbinden. Verzoeken om toegang kunnen ook geweigerd worden als het verzoek «manifestly unreasonable» is.

Het verdrag biedt expliciet de mogelijkheid om de regels betreffende openbaarheid ook van toepassing te verklaren op instellingen die publieke taken of die met publieke middelen zijn gefinancierd.

Digitale Agenda en het Open Government Partnership

De Europese Commissie lanceerde eind 2011 een Digitale Agenda, met voornemens om de eigen transparantie te verhogen en voorstellen voor herziening van de Richtlijn hergebruik overheidsinformatie uit 2003 om daarmee gelijke concurrentievoorwaarden voor open gegevens in de EU te creëren. De Commissie constateert dat sommige lidstaten als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk verdergaan met publicatie van open datasets dan andere. De nieuwe richtlijn treedt naar verwachting in 2013 in werking, waarop lidstaten 18 maanden hebben voor nationale implementatie. Het staat lidstaten vrij hierop vooruit te lopen.

Nederland trad op 17 april 2012 toe tot het Open Government Partnership waartoe Brazilië met andere voorlopers op het gebied van overheidstransparantie als Zuid-Afrika, VK, VS en Noorwegen in 2011 het initiatief nam. In de gemeenschappelijke verklaring committeren deelnemende landen zich onder meer aan het recht van burgers op toegang tot overheidsinformatie en inspanningen om meer informatie actief te openbaren, op alle niveaus van de publieke sector. Onderhavig wetsvoorstel ligt in lijn met de Commissieplannen en de ambities van het Open Government Partnership.

2.4 Evaluaties en aanbevelingen
In verschillende rapportages, evaluaties en adviezen is de huidige praktijk van openbaarheid van bestuur aan de orde gekomen.16 Opvallend daarbij is dat deze praktijk steeds kritischer beoordeeld wordt en dat veel voorstellen tot doel hebben meer transparantie te bewerkstelligen.

In haar rapport Grondrechten in het digitale tijdperk van 24 mei 2000 heeft de Commissie Grondrechten in het digitale tijdperk (naar haar voorzitter ook wel de Commissie Franken genoemd) geadviseerd om een grondrecht op toegang tot bij de overheid berustende informatie in de Grondwet op te nemen, dat bij of krachtens de wet kan worden beperkt. Voorts zou volgens de commissie in de Grondwet een zorgplicht opgenomen moeten worden voor de toegankelijkheid van de bij de overheid berustende informatie.

In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben onderzoekers van de Vrije Universiteit op 9 november 2000 een rapport uitgebracht, getiteld: Wob & ICT. Onderzoek naar de gevolgen van toepassing van Informatie- en Communicatietechnologie voor de Wet openbaarheid van bestuur. Dit onderzoek bevat een aantal aanbevelingen aan de wetgever en de bestuursorganen die de wet uitvoeren.

De Commissie Toekomst Overheidscommunicatie (naar haar voorzitter ook wel de Commissie Wallage genoemd) pleitte in haar rapport In dienst van de democratie van 27 augustus 2001 voor het zo veel mogelijk actief openbaar maken van alle overheidsinformatie, liefst op internet, als startpunt voor het verbeteren van de communicatie van de overheid met de samenleving. De Commissie ICT en Overheid (naar haar voorzitter ook wel de Commissie Docters van Leeuwen genoemd) heeft in het rapport Burger en overheid in de informatiesamenleving, De noodzaak van institutionele innovatie, van 6 september 2001 geadviseerd om ICT de katalysator te laten zijn van een noodzakelijke institutionele innovatie van de overheid. Daarbij dient de overheid onder meer te zorgen voor toegang en toegankelijkheid tot de elektronische overheid en diensten met een publiek belang. Meer specifiek zouden burgers onder meer elektronisch inzage moeten krijgen in de gegevens die de overheid van hen heeft, welk gebruik van die gegevens wordt gemaakt en moet inzichtelijk zijn welke keuzes burgers daarbij kunnen maken.

Bij brief van 10 mei 2004 heeft de toenmalige Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties het rapport Over Wetten en praktische bezwaren. Een evaluatie en toekomstvisie op de Wet openbaarheid van bestuur, aan de Tweede Kamer aangeboden.17

Het rapport doet verslag van een door de Universiteit van Tilburg uitgevoerd onderzoek naar de werking van de Wob. In deze evaluatie is ingegaan op een aantal knelpunten bij de uitvoering van de Wob. De onderzoekers hebben tevens een aantal voorstellen gedaan voor verbetering van de uitvoering. Zo stellen zij voor om het informatiemanagement bij de overheid te versterken, meer nadruk te leggen op actieve openbaarheid en om te investeren in publieke dienstverlening en transparantie van (besluitvormings)processen. Daarbij zou gebruik moeten worden gemaakt van de meest moderne beschikbare middelen. De onderzoekers sluiten aan bij conclusies uit eerdere onderzoeken en adviezen. Zij stellen voor de middellange termijn voor om «volgens de gedachte van een algemene wet op toegang, toegankelijkheid en gebruik van overheidsinformatie (…) transparantie en openheid conform de huidige tijdseisen» vorm te geven. Tevens verwachten zij dat veel problemen bij de uitvoering van de Wob tot het verleden gaan behoren, als minder vaak een beroep op die wet hoeft te worden gedaan, omdat de overheid vaker uit eigen beweging informatie openbaar maakt.

Bij brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 31 augustus 2005 heeft het lid Duyvendak onder de titel «Open de oester» een «Nota over openbaar bestuur» ingediend.18 De nota bevat vijf voorstellen om het bestuursproces open te breken: 1) er moeten meer verzoeken om openbaarheid worden gehonoreerd, 2) de werkingssfeer van de Wob moet worden uitgebreid tot alle zelfstandige bestuursorganen, publiek-private samenwerkingen, marktautoriteiten en overlegorganen van overheden, 3) de overheid moet sneller reageren op vragen om informatie, 4) de Wob moet weer een lekenwet worden, en 5) de overheid moet veel meer documenten uit eigen beweging openbaar maken.

Een medeauteur van Open de Oester, R. Vleugels, heeft in 2010 ook nog een Zwartboek Wob gepubliceerd met een aanzienlijke lijst van klachten uit de openbaarheidspraktijk.

In opdracht van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties is in 2007 door A.M. Klingenberg en L.J.A. Damen (Rijksuniversiteit Groningen) rechtsvergelijkend onderzoek gedaan naar de figuur van de informatiecommissaris. In het rapport «De Informatiecommissaris» geven de onderzoekers blijk van de mening dat burgers in Nederland zich onvoldoende bewust zijn van hun recht op overheidsinformatie en onvoldoende kennis hebben van de wijze waarop zij dat recht kunnen uitoefenen.19 De onderzoekers waren daarom voorstanders van de invoering van een informatiecommissaris die tot taak heeft een klimaat van openbaarheid te bevorderen, voor te lichten en geschillen te beslechten.

Medio december 2005 heeft de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties aan B.M.J. van der Meulen een onderzoeksopdracht verleend om te komen tot een voorontwerp van een algemene wet overheidsinformatie (hierna: Voorontwerp). Het Voorontwerp, gepresenteerd in 2006, kent een breder doel dan de huidige Wob en regelt ook gegevensuitwisseling tussen overheidsorganen. Tijdens een symposium ter consultatie van het concept-Voorontwerp is deze brede doelstelling wel bekritiseerd omdat dit zou afleiden van het belang van openbaarheid.

Een aantal andere ideeën en voorstellen uit het Voorontwerp zijn in dit voorstel wel in enige vorm overgenomen, zoals de plicht van overheidsorganen om een register van documenten bij te houden en om bepaalde categorieën informatie in ieder geval te openbaren. Een belangrijk uitgangspunt in het Voorontwerp, dat ook in dit voorstel expliciet terugkomt, is dat openbaarheid van bestuur een recht van de burger is. Waar relevant zijn onderdelen uit de toelichting bij het Voorontwerp hier overgenomen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in 2008 aangegeven te weinig aanknopingspunten te zien om het Voorontwerp in een wetsvoorstel op te nemen.20

In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn in 2010 twee onderzoeken verricht in het kader van misbruik van de huidige Wob door oneigenlijke verzoeken. Allereerst verscheen het rapport Vexatious Requests: anti-misbruik regelingen van openbaarheidswetgeving over regelingen in het Verenigd Koninkrijk en andere landen om misbruik van openbaarheidswetsgeving tegen te gaan.21 Onduidelijk is of misbruik door een bepaling in de Britse Freedom of Information Act is afgenomen.

Misbruik van de huidige Wob komt relatief weinig voor, zo blijkt uit het onderzoek Omvangrijke en oneigenlijke verzoeken.22 Ook de Minister van Binnenlandse Zaken concludeerde in 2011 op basis van dat onderzoek dat het thema van misbruik «leeft» bij bestuursorganen, maar dat in de praktijk oneigenlijk gebruik van de Wob meevalt.

Ook in onderzoeken en evaluaties die niet in opdracht van een Ministerie zijn uitgevoerd, zijn zeer kritische geluiden te horen over de openbaarheidspraktijk. Zo was een belangrijke conclusie uit de persvrijheidsmonitor van 2010 dat procedures inzake de Wob voor journalisten vaak te lang duren, waardoor informatie haar waarde verliest.23

In een rapportage van de Vereniging van Onderzoeksjournalisten werd aanbevolen om meer, en beter opgeleide ambtenaren aan te stellen om verzoeken af te handelen. Een gebrek aan ambtenaren die toezien op de naleving van de huidige Wob heeft geleid tot een slechte kwaliteit van de beslissing op verzoek, wat leidt tot onvrede bij de verzoeker en waarbij in een hoog percentage van de gevallen bezwaar wordt aangetekend.

Ook tijdens de openbare hoorzitting, georganiseerd in de Tweede Kamer op 29 september 2011 over de Wob, kwamen negatieve geluiden naar boven. Met name waar politieke belangen in het spel zijn, was volgens verschillende journalisten vaak sprake van «strategisch weigeren». Daarbij wordt er vanuit gegaan dat een weigering om informatie te verstrekken en de lengte van de daarna te volgen juridische procedure de nieuwswaarde van informatie doet verminderen en de verzoeker afschrikt.

Deze analyses worden gestaafd door internationaal onderzoek. Waar Nederland in de jaren «80 nog één van de eerste was met openbaarheidswetgeving en daardoor toonaangevend was, zijn landen die recentelijk dergelijke wetgeving hebben aangenomen ons voorbijgestreefd in vergelijkend onderzoek naar openbaarheid.

In de Rule of Law index van 201124 staat Nederland op dit punt 19e en in de meer uitgebreide ranglijst van de organisatie Access Info staat Nederland op plaats 49.25

Voetnoten

3. Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (Pb L 175).

4. Zie voor de voorgeschiedenis van de Wob ook E.J. Daalder, Handboek openbaarheid bestuur, 2011.

5. Stb. 1991, 703.

6. Stb. 2006, 25.

7. Stb. 2009, 384.

8. Trb. 2001, 73.

9. Stb. 2004, 518.

10. EHRM, 14 april 2009, Társaság a Szabadságjogokért v. Hongarije.

11. ABRvS, 19 januari 2011, LJN: BP1315.

12. A.W. Hins, «Openbaarheid van documenten als Grondrecht» in: J.H. Reestman en C. Zoethout, Rechterlijk activisme: opstellen aangeboden aan prof.mr. J.A. Peters, 2011, p. 109.

13. Human Rights Committee, 102e sessie, General Comment No. 34.

14. Raad van Europa, CETS Verdrag nr. 205.

15. Aanhangsel der Handelingen II, 2009–2010, nr. 1305.

16. Voor de uiteenzetting van deze evaluaties en onderzoeken is een deel van de toelichting bij het Voorontwerp Algemene Wet Overheidsinformatie hier overgenomen.

17. Bijlage bij document bzk0400352.

18. Kamerstukken II 2004/05, 30 214, nr. 1.

19. Rijksuniversiteit Groningen, Groningen, 2007.

20. Handelingen II, 2008–2009, 30-2561.

21. Bijlage bij Kamerstukken II, 31 751, nr. 9.

22. Bijlage bij Kamerstukken II, 32 802, nr. 1.

23. Persvrijheidsmonitor 2010, AMA, 2011, Diemen. Te vinden op: www.nvj.nl .

24. World Justice Project, 2011.

25. Access Info, Right to Information Rating, 2011. Zie ook http://www.access-info.org